Diny Schouten
Zijn de boeken van Jan de Hartog werkelijk zo slecht als hun reputatie? De vraag intrigeerde me om een oneigenlijke reden: het besef, tevens de ergernis, dat het tot de nationale folklore behoort om een lage dunk te hebben van onszelf. Het is een gêne die het vermakelijkst tot uitdrukking komt in de positieve gevoelswaarde van de (onder recensenten gekoesterde) kwalificatie ‘onnederlands’. Het nationale oordeel over De Hartog, ook al kende ik zijn werk in het geheel niet, leek me de omgedraaide, hooghartige variant van hetzelfde verschijnsel. De Hartogs Amerikaanse succes (‘Als Hollandse boerenkaffer heb ik zestien maal op de best-sellerslijsten gestaan,’ kon hij veertien jaar geleden al in een interview pochen) heeft ontegenzeggelijk ‘onnederlandse allure’, maar dat ze het in het buitenland prachtig vinden, geldt in zijn geval nu juist als bewijs dat het níét deugt. En als het toevallig eens wél meesterwerken waren? Kortom, ik had zo gedacht dat er aan De Hartog iets te bewijzen viel, het liefst natuurlijk dat ‘onze’ automatische neusoptrekkerij in al die gevallen waarin Holland een woordje meespreekt in de wereld tamelijk ridicuul is. De Deltawerken zijn ontegenzeggelijk óók heel knap.
Zo eenvoudig ligt de zaak niet helemaal. Ten eerste al niet omdat de ‘verguizing’ van De Hartogs werk bij nadere beschouwing van de knipsels eigenlijk erg meevalt. Natuurlijk, in De Telegraaf en Elsevier heeft altijd al gestaan dat Jan de Hartog een gróót schrijver is - aan geen lustrum ontbreekt een sympathiserend omslagartikel van Michel van der Plas - maar er bestaan ook serieuze prachtrecensies van Ave Caesar (1936), Hollands glorie (1940) en Gods geuzen (1947) uit NRC en Het Vaderland, waarin sprake is van ‘duivelskunstenaar’ en ‘document humain’. In het Haarlems Dagblad repte C.J.E. Dinaux, niet de minste onder de toenmalige vakbroeders, van ‘een beklemmende greep’. Sindsdien is de positionering van Jan de Hartog vooral een kwestie geworden van marktstrategie en streekromanvormgeving, een aanpak waar de mannen van Elsevier blijkbaar meer fiducie in hadden. Bij De Hartogs nieuwe uitgever De Prom pakken de covers wat minder aquarellerig uit (de foto op het omslag van Het ziekenhuis lijkt een authentieke afbeelding van het beschreven liefdadigheidsziekenhuis in Houston), maar druk Maarten 't Hart op dezelfde goedkope papiersoort en verkoop het uitsluitend gebonden - en ook in diens werk zou de smartlapfactor plotseling veel meer opvallen, en zouden de serieuze besprekingen even genadeloos uitblijven. Overigens is Het ziekenhuis, als documentaire strekkingsroman over het bestuurlijk wanbeheer van een Amerikaans stadsarmenziekenhuis een buitengewoon fatsoenlijk boek, en dat is aan meer te danken dan aan het feit dat het de getuigenis van een praktiserend quaker uitdraagt.