Paradijsvogels onder de boeken
De Franse boekbindkunst in handen van de commercie
Art Nouveau and Art Deco Bookbinding The French Masterpieces 1880-1940 door Alastair Duncan en Georges de Bartha Uitgever Thames and Hudson, 200 p. Importeur Nilsson & Lamm, f 156,95
Ernst Braches
We stonden in het lamplicht van de museumzaal. De schroeven van de grenen kist werden losgeschroefd. Het deksel werd terzijde gelegd. De inhoud was nog bedekt door dikke lagen witte folie met crème kleefband verpakt, de kleinere en grotere pakketten, ieder voorzien van een nummer. We droegen ze naar de voorkamer van het museum en legden ze neer op het groene velours. We openden ze niet, totdat alle kisten waren uitgepakt en alle nummers waren gecontroleerd.
‘En avant...’ Om de grote ovale tafel stonden Janos Szirmai, Nederlands grootste schepper van de unieke boekband, Claude Blaizot uit Parijs, secretaris van de Société de la Reliure Originale, Georges Colin, conservator van de kostbare werken van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, en ik, conservator van Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum, met een kloppend hart omdat nu voor het eerst in Nederland de paradijsvogels onder de boeken zichtbaar zouden worden, livres-de-peintres met illustraties van Vuillard, Matisse, Picasso, Rouault, Dufy, Chagall, alle gebonden in unieke banden door Frankrijks grootste ontwerpers, binders en goudwerkers gecomponeerd: Rose Adler, Paul Bonet, Georges Cretté, Henri Creuzevault...
Het beschermende folie van het eerste pakket werd losgemaakt; de inhoud ervan bleek in een flanellen doek gevouwen. Vloeipapier volgde. En toen, tenslotte, gleed een perfect afgewerkte grijzige doos op tafel. Met witte handschoenen openden we de doos die als een boek ontsloot. Wat erin lag leek in het grijzige hemd onaanzienlijker dan de opbergdoos. Gehandschoende vingers tilden het uit het foedraal. De chemise, het omslag, schoof weg... Als een vlindervleugel schitterde in het lamplicht het azuur, het karmozijn, het gebrand zilver en het parelmoer.
Op die manier openden we foedraal na foedraal. Chemises werden weggenomen. De banden bloeiden op in het lamplicht. We keerden ze om en om in onze witgeschoeide handen. We gluurden naar binnen en noemden hun titel. We noteerden het geringste krasje, noteerden hun nummer. We waren zakelijk, maar ondertussen gingen onze ogen over de indrukwekkende ontwerpen en kostelijke materialen waarmee niet alleen de buitenkant, maar ook de binnenzijden (de spiegels) van voorplat en achterplat waren getooid, zagen de kleurige schutbladen, de vergulding en kleuring van de sneden, de perfectie van afwerking. En dan droegen we ze naarde vitrines. Matisse, Picasso, Dufy... jazeker. Maar méér nog het werk van die allergrootsten in de bindkunst van onze tijd: Paul Bonet, Legrain, Cretté, Creuzevault, Coster-Dumas!
De Europalia-tentoonstelling Hedendaagse Franse boekbindkunst was voor Nederland uniek. Voor de feestelijke opening waren uit Frankrijk nog overgekomen Jacques Guignard (voorzitter; directeur van de Bibliothèque de l'Arsenal in Parijs), Germaine de Coster (vice-voorzitster; haar fonkelende banden waren op de tentoonstelling te zien) en haar compagnon Hélène Dumas. Er was een diner waaraan de ambassadeur van Frankrijk aanzat. We klonken op de toekomst van het Franse boek... in Nederland.
Ontwerp van Paul Bonet uit 1932 voor ‘Journal d'un fou’ van Gogol
In die dagen hing het toverwoord ‘Ascona’ als een lentezon in de lucht. Het Centro del Libro, in Zwitserland door Josef Stemmle opgericht, was uitgegroeid tot een bedevaartsoord. Nederlandse boekbinders geloofden dat hun daar het kunstenaarschap zou verschijnen. Kunstbegerigen trokken erheen om de essentie van de boekbindkunst te proeven. En toen in februari 1975 de tentoonstelling Boekbanden uit Ascona geopend werd in Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum, stond het dan ook vol vaderlandse binders, kunstenaars en amateurs: allen wilden zich herkennen in de schijnbare eenvoud van het uiterst verzorgde werk van het Centro del Libro.
De Hedendaagse Franse boekbindkunst werd hier negen maanden later héél anders ontvangen. Aan die schitterende verzameling van het meest elegante, stralende en perfecte dat de wereld van de moderne boekbindkunst kan bieden, kon men zich eenvoudigweg niet meten. De kracht die het interieur van onze kerken herleidt tot de eenvoud van teer en witkalk, sprak dan ook: ‘Zo mág een boekband er niet uitzien!’
Na afloop van de tentoonstelling begeleidde ik de collectie persoonlijk naar Parijs. Na de Franse douane ervan te hebben weerhouden dat te doen, openden we in de beroemde Librairie Blaizot de kisten en lieten, als een laatste controle, de schatten nog één keer door onze handen gaan.
De Franse vrienden nodigden me uit voor een diner. Ik probeerde eraan te ontkomen. Men lachte. Men arrangeerde een déjeuner dat ik nimmer vergeten zal. Te midden van al die vrienden van het boek, al die grote kunstenaars en verzamelaars van de Société de la Reliure Originale, bracht ik in stamelend Frans onder woorden wat mij bewoog toen ik begreep dat dit illustere gezelschap, mede opgericht door Paul Bonet en Henri Creuzevault, mij, Hollander, had benoemd tot membre d'honneur, een eer die mij tot de dag van vandaag doet blozen van trots!