Een seksloze xenofoob
In het, wat de biografische traditie betreft, Derde-Wereldland Nederland is de persoonlijke herinnering al helemaal een hoge uitzondering (Vestdijk: Gestalten tegenover mij, Henk Romijn Meijers boek over Gerard Reve). Jammer, want als het geen aap-wat-heb-je-mooie-kleren-produkt is, blijkt het vaak een nuttige aanvulling op de, door noeste ijver en kritische zin, tot stand gebrachte biografie van een beroemdheid. In de Angelsaksische landen, waar men zich de dingen wat makkelijker herinnert, is het een veelbeoefend genre. Iedereen van belang heeft wel een vriend of kennis die zijn of haar licht over het fenomeen in gebonden editie wil laten schijnen. Zo heeft Philip Larkin bijvoorbeeld Jean Hartley. Hartley runde samen met haar man de Marvell Press waarin Larkins tweede bundel - The Less Deceived - verscheen. Ze leerde de dichter in de jaren vijftig kennen toen hij de eerbare, maar weinig enerverende post van bibliothecaris in Hull aannam, en heeft hem tot zijn dood in 1985 van nabij meegemaakt. In Philip Larkin, the Marvell Press and me (Carcanet, f 53,30) beschrijft Hartley in de eerste plaats haar eigen wederwaardigheden, die ons op zichzelf minder interesseren, al doet ze het voortreffelijk met dat aangeboren Engelse gevoel voor understatement. Larkin, een beetje het uithangbord van dit boek, komt eigenlijk alleen zo nu en dan langswaaien. Maar het beeld dat Hartley uit die paar momenten weet te schetsen, is even treffend als onthullend.
Larkin was geen spectaculaire man, een kalme vrijgezel die van gezelligheid hield en het lietst een beetje in de buurt van het platteland woonde. Iemand die het leven liever gadesloeg dan er aan deelnam, getuige gedichten als ‘The Whitsun Weddings’ of de observatie vanachter ‘High Windows’, met die, in de vertaling van Jan Eijkelboom, onvergetelijke regels: ‘Als ik een stel kinderen zie lopen / en denk dat hij haar neukt en dat zij / aan de pil is of een schildje heeft, / weet ik: dit is het paradijs / waar ouderen hun leven lang van dromen.’ Dat image wordt in Hartley's boek nog versterkt. Larkin (zijn stem werd door een criticus eens met kleurloos kraanwater vergeleken) blijkt hier voornamelijk een aartsconservatief, die vroeg of men op feestjes geen koeionerende linksen wilde uitnodigen, een seksloze middle-classer en xenofoob (hij verliet Groot-Brittannië slechts in hoge nood, één of twee maal), dit alles gecompenseerd door een aanzienlijk humoristisch flegma en een soms angstaanjagende mensenkennis. Hartley vertelt hoe de gedachte uit zijn gedicht ‘Deceptions’, dat het verkrachte meisje na afloop minder teleurgesteld was dan de verkrachter, ook Larkins eigen levensmotto was: je kon je maar beter passief opstellen, wilde je niet teleurgesteld worden.
Larkin leidde een leven van kleine details. Ook een kritische biografie zal geen waslijst van grote ontmoetingen worden. Zijn werk is diep geworteld in de realiteit van alledag en in dat opzicht vormen Hartley's huis-, tuin- en keukenherinneringen een passend decor, zoals ook het stadje Huil en haar eigen, wat moeizame leven dat vormen. Even, heel even maar, komt een andere grootheid om de hoek kijken. Ezra Pound schreef, op het verzoek om een bijdrage voor het Marvell-tijdschrift Listen, vanuit een Amerikaans dolhuis: ‘Birdie no sing in cage.’ Larkin deed het wel in zijn zelfgekozen kooi.
RS
Aan deze pagina werkten mee: Mariëtte Haveman, Chris van der Heijden, Beatrijs Ritsema, Rob Schouten.