Moppentrommel met standing
Er is eigenlijk maar één tijdschrift dat het groot-Nedelandse cultuurideaal gestalte geeft zonder dat daar trompetten bij te pas komen. In het Belgische Humo vinden Belgen en Nederlanders elkaar harmonieus op het terrein van de humor. Kamagurka, Ever Meulen en Joost Swarte, Kees van Kooten, Freek de Jonge en Urbanus, Jan Mulder en Guido van Meir hebben intussen een traditie van zo'n jaar of twintig van tekenen respectievelijk schrijven voor dit lichtelijk anarchistische blad. Van Het leukste uit Humo (Kritak, 192 p., f 25,-) luidt de ondertitel ‘houden wij mooi voor onszelf’, waarmee de meligheid die onvermijdelijk binnensluipt in zo'n opeenstapeling van humor goed aangekondigd wordt. De selectie is gemaakt uit de periode 1971-1988, maar verschil tussen eerdere en latere bijdragen is er nauwelijks, afgezien van de grappen naar aanleiding van iets actueels, die overigens terecht tot een minimum zijn beperkt. De satire is meer van de verkneukelende dan van de harde soort, zodat de kwalificatie ‘leuke humor’ zich opdringt. Bijvoorbeeld (uit een stukje van Guido van Meir over de erecode van de cowboys): ‘Getroffen op identiek dezelfde plaats doet een goede er drie keer langer over om te sterven dan een slechte, tenzij deze laatste berouw heeft.’ Liefhebbers van Kees van Kooten zullen een aardig aantal ten onrechte niet eerder in boekvorm gepubliceerde stukken aantreffen. Kamagurka is ruim vertegenwoordigd, zodat men verzekerd kan zijn van een voldoende gehalte aan intern consistente absurditeit. Na een half uurtje lezen en bladeren treedt vermoeidheid op door de diversiteit van de bijdragen, wat geen reden is om het boek een paar dagen later niet opnieuw ter hand te nemen. Humor moet nu eenmaal gedoseerd toegediend worden, zelfs als het een moppentrommel met standing betreft.
BR