Ultieme mysterieuze mannelijkheid
De aantrekkingskracht van de terrorist
Bernadette de Wit
Als een playboy stond hij gefotografeerd in de Nieuwe Revu, uitdagend, de hand in de zij zodat de goedgevulde spijkerbroek voordelig uitkwam, met naast hem een sexy vriendin. De ‘brutale desperado's’ die de Belgische minister Vanden Boeynants ontvoerden hadden net zo goed op het omslag van The Demon Lover kunnen staan als Rambo en ‘Carlos’, die er nu op prijken. Terrorisme is seksueel aantrekkelijk en glamorous, dat behoeft geen betoog. Terrorisme is mannelijk, meent de Noordamerikaanse radicaal-feministe Robin Morgan.
Zijn vrouwen dan vredelievender? Het is een cliché met twee kanten: mannen worden teruggefloten naar een staat van barbarij, vrouwen komen op een machteloos voetstuk te staan. Robin Morgans nieuwste boek is een poging om te begrijpen waarom het geweld in de wereld zo ongelijk over de seksen is verdeeld. De aanleiding voor haar speurtocht is tweeledig. Zelf behoorde zij in de woelige jaren zestig tot de New Left, ze streed in de burgerrechtenbeweging en maakte de gewelddadige radicalisering van de machistische Black Panther-beweging mee. Na een lange periode van loyaliteitsconficten sloot Robin Morgan zich aan bij de vrouwenbeweging, maar het thema revolutionair geweld bleef haar kwellen. Waarom kon ze het niet langer opbrengen om brandbommen te gooien in regeringsgebouwen? Ze kon er niet tegen dat onschuldige schoonmaaksters zouden worden gedood, een argument dat door haar mannelijke mederevolutionairen als onverklaarbaar burgertruttig van tafel was geveegd. Ze kreeg het niet voor elkaar om haar boeken en typemachine - triviale ‘bourgeoisbezittingen’ - uit het raam te gooien en had eronder geleden dat de heren van New Left issues als abortus, verkrachting en kinderopvang onbelangrijk vonden, terwijl ze de acties voor het vrij krijgen van dienstweigeraars ‘universeel’ noemden.
In 1986 trof het haar dat in een nationale enquête het terrorisme bovenaan stond als probleem waar de bevolking van de Verenigde Staten zich zorgen over maakte, nog voor armoede, racisme, vervuiling, drugs en dagelijks geweld. Nu moest het boek er dan toch echt komen, maar het bleek een hele kluif. De regeringen geven miljoenen uit aan terrorismebestrijding, er verschijnen dikke internationale wetenschappelijke tijdschriften en vele rapporten over het verschijnsel, maar nergens trof Morgan zinnige gedachten aan.
THE DEMON LOVER
On the Sexuality of Terrorism
door Robin Morgan
Uitgever Methuen, 395 p.
Importeur Nilsson & Lamm, f 72,50
Tekening: Ralph Steadman
Wat de één een terrorist noemt, is voor de ander een vrijheidsstrijder of revolutionair. Tot op heden hebben de Verenigde Naties nog geen definitie kunnen formuleren waar alle landen mee instemmen. Al is het doel vaak het omverwerpen van een staat - wat trouwens ook geldt voor de CIA -, diplomaten, industriëlen en commissarissen van politie zijn niet de enige slachtoffers. Toeristen, winkelende huisvrouwen en zieken in een vluchtelingenbarak worden net zo goed gedood.
‘Terrorisme is gepland, politiek gemotiveerd geweld, uitgeoefend op niet-militaire doelen door subnationale groepen of geheime staatsagenten,’ zegt het US State Department, maar vallen slachtoffers van racistisch straatgeweld of vrouwenhandel ook onder ‘niet-militaire’ doelen? Om over de geheime staatsagenten die bijstandsmoeders bespioneren maar niet te spreken. Veel criminologen denken dat terrorisme wordt veroorzaakt door ‘een gebrek aan moederliefde’, terwijl militaire anti-terrorismespecialisten spreken van ‘onconventionele oorlogvoering tegen burgerdoelen’. Tja, maar hoe dan de ‘convêntionele’ atoombom en de napalm te rubriceren?
Avonturier, desperado, militante idealist, martelaar, militaire machthebber of psychopaat, het is de context die telt, maar daarmee weten we nog steeds niet of de inquisitie, de Franse revolutie, de maffia, de slavernij, de concentratiekampen en de wapenwedloop onder terrorisme vallen. Alle onderzoekers laten staatsgeweld erbuiten vallen, behalve een vrouw, Martha Crenshaw, die als enige het probleem van de legitimiteit van het politieke geweld aan de orde stelt. In elk geval hangt de hausse van terroristisch geweld in de jaren zeventig volgens haar samen met technologie, verstedelijking en de massale verspreiding van geschriften van Mao, Ho Tsji Min, Régis Debray en Che Guevara. Sindsdien is de mensheid gewend geraakt aan kapingen en gijzelingen. De waarde ervan voor het omverwerpen van de staat of de onderhandeling over het doel is sterk verminderd. In de huidige fase worden in toenemende mate gewone burgers getroffen.
Volgens Robin Morgan is er alle aanleiding tot een gematigd cultuurpessimisme. Leven met de atoomdreiging leidt tot apathie. Als reactie op de wereldwijde culturele nivellering verliest de mensheid zich in etnische animositeit, religieus fanatisme en taalstrijd. Hoe meer terroristisch geweld, des te meer bureaucratie en staatsgeweld. De wapenindustrie en de verzekeringsmaatschappijen varen er wel bij. Geweld is big business en de marketingspecialisten hebben er hun handen vol aan. Raketten en de nieuwste snufjes op beveiligingsgebied staan tentoongesteld op luxueuze beurzen. Voor de professionals is terrorisme een kwestie van kosten-batenanalyses, voor het grote publiek telt het heldendom dat de sleur doorbreekt.