Joris Goedbloed wordt volwassen
Tama Janowitz' moderne initiatieriten
American dad door Tama Janowitz Uitgever Picador, 264 p. Importeur Van Ditmar, f 25,50
Jaap Boots
De Newyorkse schrijfster Tama Janowitz werd zo'n twee jaar geleden op slag beroemd bij het verschijnen van haar intrigerende verhalenbundel Slaves of New York, waarin ze met veel gevoel voor humor een portret van de onderlaag van de Newyorkse art-scene schilderde. Na Slaves of New York publiceerde ze een roman waarin ze eveneens de mores van de hedendaagse Amerikaanse samenleving aan de kaak stelde en wel door haar te laten becommentariëren door een kannibaal die door een ontwikkelingswerkster uit zijn primitieve biotoop wordt weggerukt en in New York kennismaakt met ‘the real world’.
Ik vond A Cannibal in Manhattan een heel aardig boek, maar de meeste critici dachten er anders over. Het zal dan ook eerder het succes van Slaves of New York zjn geweest dat de Engelse uitgeverij Picador ertoe heeft bewogen een pocketeditie op de markt te brengen van Janowitz' debuutroman uit 1981, American Dad. Of ze daar verstandig aan hebben gedaan is de vraag, want American Dad is mijns inziens het minste boek dat Janowitz tot dusverre heeft geproduceerd.
Earl Przepasniak (‘a name as unwieldy as a tumor’) is de hoofdpersoon in deze komische Bildungsroman. Hij is de zoon van een Amerikaans echtpaar dat de jaren zestig wel erg bewust heeft meegemaakt. Robert en Mavis Przepasniak. Robert is de ‘American Dad’: groot en overheersend. Hij is psychiater, houdt van het ruige buitenleven, vreemdgaan en blowen en doet alles op de gezonde, Amerikaanse manier: ‘lots of work and little relaxation’.
Voor Earl is zijn vader een Amerikaanse adelaar die constant over de schouder van zijn zoon meeloert om in de gaten te houden of die wel opgroeit tot een all American boy: ‘Yes, indeed, my father, Paul Bunyan, Abraham Lincoln, Hunter S. Thompson rolled into one, dark and strict, red and angry, a living legend.’
De moeder van Earl is van een heel ander slag: klein en onderdanig, maar in het geniep opstandig. Zo schrijft ze bijvoorbeeld gedichten en blijft ze in de auto zitten als haar man met Earl en Bobo (Earls jongere broertje) in het struikgewas verdwijnt om een geschikte plaats te vinden voor hun nieuwe huis, dat als een modern Walden in een bos aan een rivier moet liggen.
Waar vader en moeder Przepasniak echter in overeenstemmen is in hun gewoonte om van hun hart geen moordkuil te maken en alles, maar dan ook alles wat ze invalt, en dan met name hun gedachten aangaande hun eigen geestelijke gezondheid, aan hun kinderen te vertellen. Bobo is nog wat jong om een en ander op te pikken, maar Earl weet op tienjarige leeftijd al alles van minderwaardigheidscomplexen, rolpatronen, frigiditeit. Oedipus en de identiteitsontwikkeling. Een onbekommerde kindertijd zit er dus niet in voor onze held. Hij is steeds bezig zijn eigen functioneren en dat van zijn ouders te evalueren. Geen wonder dan ook dat Earl zich in zijn puberteit ontpopt als een uiterst sensitieve weirdo met een bord voor zijn kop. Maar ja, wat wil je met een vader die zijn zoon vragen stelt als: ‘Sometimes I don't know who I am supposed to be. Your father? Your brother? Your friend? I can't be anybody's father because I don't feel old enough. Just who am I, could you teil me?’ Earl is verbijsterd: ‘He was my father. He should grow up and act like one.’