Het verleden als een droom van zuiverheid
De merkwaardige liefde van V.S. Naipaul voor de redneck
Het diepe zuiden door V.S. Naipaul Vertaling Tinke Davids Uitgever: De Arbeiderspers, f 49,90 Amerikaanse editie: Knopf, f 46,60 Engelse editie: Viking, f 65,60
Chris van der Heijden
Naipaul beweegt zich op de grens van het irritante en geniale, verwerpelijke en fascinerende. Dat gold al voor het boek waarmee hij wereldfaam verwierf, Among the Believers. Dat gaat zeker op voor wat hij als zijn laatste reisverhaal aankondigt: A Turn in the South. Dat zuiden betreft hier het zuidelijk deel van de Verenigde Staten, waaronder Alabama, Georgia en Carolina. Het land van Oom Tom. Naipaul trok erheen met een vaag idee om over slavernij en rassenscheiding te schrijven. Hij maakte een boek over geloof en muziek, rednecks en roots, country en irrationaliteit. ‘Er zijn filmregisseurs,’ schrijft hij halverwege, ‘die liever met natuurlijk licht werken, met licht dat bestaat, met licht dat ze vinden. Zo ook mijn manier van reizen. Reizen met een thema is afhankelijk van het toeval: de boeken die je onderweg leest, de mensen die je ontmoet. Reizen op mijn manier is als schilderen met acryl of waterverf. De dingen hechten snel. Een deel van het verhaal kan volledig bepaald worden door een of andere toevallige ontmoeting, door iets wat je opvangt of bedenkt. Als ik iemand anders ontmoet had, zouden mijn gedachten anders gewerkt hebben. Wat niet uitsluit dat mijn algemene indruk over de plek wellicht dezelfde zou zijn geweest.’ Het is de werkwijze van bijna iedere schrijver van reisverhalen. Het onderscheidt hem van de maker van toeristische gidsen. Deze kan tevoren de route uitstippelen. Wat hij ziet of denkt, is niet belangrijk. Het gaat erom wat iedereen kan zien of denken. Het onderscheidt hem ook van de journalist die met een, twee, drie duidelijke vragen op pad gaat. Diens taak is informatie, oplossing van een probleem. De schrijver van reisverhalen werkt anders, heeft een ander doel. Hij vertrekt met een vaag idee; ter plekke rolt hij als een balletje en zuigt als een spons; thuisgekomen maakt hij van zijn buitelingen een verhaal met kop
en staart, gedragen door de gedachten of gevoelens die hem het meest beziggehouden hebben. In dit geval zijn dat: ten eerste het bezit van een thuis, een identiteit, een land, een religie, een verleden; ten tweede, de ‘redelijkheid’ van de slavernij; ten derde, rednecks en countrymuziek. Onderwerpen die bijna ieder ander op het ritme van de morele verontwaardiging behandeld zou hebben omdat ze stuk voor stuk aan het reactionaire, ketterse, gevaarlijke raken. Zo niet Naipaul. Het lijkt soms alsof hij er niet genoeg van kan krijgen om de menslievende clichés van de jaren zestig en daarna belachelijk te maken. Je denkt af en toe dat hij aan de ziekte lijdt die door joden ooit Selbsthass genoemd werd: hoe meer argumenten voor de Sterke Blanke, hoe meer kritiek op de verworpenen die niet uit het Westen komen en niet blank zijn, des te beter. Zo simpel is het, dacht ik, niet. Wel maakt precies dit een boek als A Turn in the South fascinerend en irritant tegelijk.
V.S. Naipaul
‘I would go home to my mama,’ zegt iemand al in de vijfde regel van het boek. Die persoon werkt in New York en komt uit het zuiden. Daarmee is het eerste thema gegeven. Naipaul trekt erheen en spreekt vele tientallen mensen. Hij doet voorkomen alsof hij hen simpelweg aan het woord laat; alsof hun verhaal opgenomen, uitgetikt en zo gepubliceerd is. Dat is natuurlijk een schrijverstruc. Niet alleen werkt het zo niet en is het gesproken woord meestal onleesbaar maar ook technisch is het niet gemakkelijk: het gedonder met draadjes en bandjes is een domper op ieder gesprek; de meeste mensen binden in of stellen zich aan bij het zien van een microfoon; wellicht daarom gebruikt Naipaul geen bandrecorder maar een blocnote en daarmee is hij nooit zo snel als de spreker tegenover hem. Dit - voor wie het nog niet wist - om aan te geven dat de stilzwijgende pretentie dat het zuiden hier voor zichzelf spreekt, onzin is. Naipaul spreekt, met gebruik van alle mensen en middelen die hem ter beschikking staan. ‘Als iemand die in de multiraciale samenleving van Trinidad opgroeide, wist ik altijd hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat je ergens bijhoort’ (‘not to fall into nonentity’).
In het zuiden van de Verenigde Staten is - als we Naipaul volgen - het geloof de bindsteen bij uitstek, voor zowel blank als zwart. De hoeveelheid dominees, hele of halve fundamentalisten en vrome zachtmoedigen die hij aan het woord laat, is dan ook groot. In hun verhalen vormen begrippen als ‘grond’ en ‘verleden’, ‘God’ en ‘familie’ een brij die het best als ‘identiteit’ aangeduid kan worden. Deze mensen bestaan slechts voor zover ze ‘vertakt’ zijn. Het humanistische begrip ‘individu’ - de mens die op eigen benen staat - is hen volledig vreemd. Mens ben je slechts als je deel uitmaakt. Is dat niet langer het geval, dan lijken nonentity, ellende, armoede onvermijdelijk.