Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
VN Vrij Nederland
| |
Carel PeetersThomas von Vegesack moet eigenlijk helemaal niets van intellectuelen hebben. Het duurde even voordat ik dat inzicht tot me toeliet; je verwacht het niet van iemand die een uitvoerig boek over ze schrijft. Dit ineens veel verklarende inzicht ontstond omdat ik me steeds vaker ging afvragen wat ik eigenlijk aan het lezen was: volgens de ondertitel van het boek ‘een geschiedenis van het literair engagement 1898-1968’, maar in werkelijkheid is het vooral een geschiedenis van de artikelen en krantekoppen waaruit viel op te maken dat schrijvers zich al dan niet in groepsverband ergens voor of tegen hadden verklaard. Door deze krantekoppengeschiedenis loopt een geschiedenis van de internationale schrijversorganisatie PEN. (Von Vegesack is voorzitter van het Writers in Prison-comité; van 1978 tot 1987 was hij voorzitter van de Zweedse PEN). Misschien had ik meer betekenis moeten hechten aan de twee motto's waarmee het boek begint: ‘De intellectueel is een gevaarlijk dier dat gemakkelijk verraad pleegt’ (Albert Camus) en ‘De intellectueel is een geboren meeloper’ (Robert Musil). Dat von Vegesack deze citaten geeft is kenmerkend voor de intellectuele oppervlakkigheid van zijn boek. Wie deze citaten zo maar als motto gebruikt gaat voorbij aan de achtergrond en de omstandigheden waarin ze zijn ontstaan. Dat intellectuelen soms meelopers zijn geweest hoeft men niet te ontkennen, maar zou Robert Musil dat als een algemeen kenmerk van intellectuelen geciteerd willen zien? Hij heeft die gedachte wel eens gehad, op een incidenteel moment en genoteerd in zijn dagboek. In zijn algemeenheid is het niet vol te houden, als men alleen maar bedenkt dat een van Musils beste vrienden, de essayist en theatercriticus Alfred Kerr, misschien wel het prototype van de intellectueel was, zonder de minste neiging ergens in mee te lopen. Kan men eigenlijk wel een boek over het engagement van ‘de intellectuelen’ schrijven? Er waren en zijn zoveel soorten intellectuelen dat een geschiedenis waarin ze allemaal optreden een weinig zeggende opsomming wordt van prijzenswaardig of laakbaar gedrag - en van alles daar tussenin. Een intellectueel is iemand die door zijn werk, karakter en omstandigheden wordt wat hij is. Wie zich beperkt tot een oppervlakkige geschiedenis van de manier waarop schrijvers op politieke en maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen hebben gereageerd negeert een aantal belangrijke kanten van schrijvers; die zijn onmisbaar wil men ze recht doen. Von Vegesack negeert het werk en het karakter van zijn intellectuelen, zodat men steeds het gevoel heeft dat er iets ontbreekt én dat men zo eendimensionaal niet over schrijvers kan schrijven. Het is niet zijn bedoeling, schrijft von Vegesack, ‘om met dit boek een opsomming van missers van intellectuelen te geven’. Kennelijk heeft von Vegesack zelf heel goed begrepen welke indruk zijn boek nalaat. Het boek lijkt inderdaad een ‘opsomming van missers’, maar dat is dan ook een vanzelfsprekend uitvloeisel van zijn aanpak. Daarin is het individuele schrijverschap nagenoeg geheel verdwenen; het treedt alleen op wanneer het zich ergens publiekelijk over heeft uitgelaten. Von Vegesacks boek is de perfecte tegenhanger van het vorig jaar verschenen Intellectuals van Paul Johnson. In dat boek heeft Johnson het uitsluitend over de karakters van intellectuelen (Bertrand Russell, Bertolt Brecht, Ernest Hemingway, Henrik Ibsen en anderen) waar in zijn voorstelling van zaken over het algemeen niet veel van deugde. Von Vegesack heeft zijn boek geschreven zonder enige visie op zijn onderwerp, zodat men een allegaartje te lezen krijgt dat alleen maar niet tot ontbinding overgaat omdat het boek min of meer aan de hand van historische gebeurtenissen of perioden is ingedeeld: de affaire-Dreyfus, het nationalisme tijdens de Eerste Wereldoorlog, de Russische Revolutie, de oprichting van de PEN in 1923, de schrijvers en het nazisme, de familie Mann en het Derde Rijk, het schrijverscongres in Parijs 1935, de Spaanse Burgeroorlog, collaboratie en verzet, de Koude Oorlog, Camus versus Sartre, de Russische dissidenten en Mei 1968. In deze aanpak zit niet alleen geen enkele visie, hij is ook uitermate selectief. Het begrip intellectueel wordt door von Vegesack zo opgevat dat driekwart van de westerse intellectuelen verdwijnt. Heeft men zich niet publiekelijk geëngageerd, is men geen lid geweest van een schrijversorganisatie of heeft men geen internationale congressen bezocht, dan maakt men grote kans door von Vegesack over het hoofd te zijn gezien. Denis de Rougemont, Raymond Aron, Walter Benjamin, Mary McCarthy, Theodor Adorno, Edmund Wilson, Ernst Jünger, Leonard Woolf, Aldous Huxley en vele anderen komen niet ter sprake, terwijl ze in deze willekeurige opzet evenveel recht hebben als de schrijvers die von Vegesack wel noemt. DE INTELLECTUELEN Deze willekeur had makkelijk voorkomen kunnen worden als von Vegesack een duidelijk uitgangspunt had gehad. Hij had een boek kunnen schrijven dat te vergelijken zou zijn met The Fellow Travellers van David Caute, waarin de geschiedenis van de intellectuelen wordt beschreven die kortere of langere tijd sympathie hadden voor het marxisme, bolsjewisme of communisme (Romain Rolland, Theodore Dreiser, Upton Sinclair, Stephen Spender, André Gide, Bernard Shaw, Jean-Paul Sartre en anderen). Of hij had een boek kunnen schrijven als The Appeal of Fascism van Alastair Hamilton, waarin de geschiedenis beschreven wordt van schrijvers die sympathieëen hadden voor het conservatisme, fascisme en nationaal-socialisme (Curzio Malaparte, T.S. Eliot, Ezra Pound, Luigi Pirandello, Gabriele d'Annunzio, Marinetti, Oswald Spengler, Martin Heidegger, Céline, W.B. Yeats en anderen). Von Vegesack had dan het boek kunnen schrijven over de intellectuelen die zich niet tot een van deze politieke stromingen of ideologieën voelden aangetrokken, maar hun onafhankelijkheid probeerden te bewaren en tegelijk de democratie verdedigden. De geschiedenis van die intellectuelen is nog niet geschreven. In zo'n boek zouden zeker verschillende schrijvers voorkomen die ook bij Caute en Hamilton ter sprake komen; de scheidslijnen zijn allerminst scherp te trekken. Zijn boek zou er enige lijn door gekregen hebben, maar bovendien had hij iets toegevoegd aan de beeldvorming van de intellectuelen in de afgelopen eeuw. Een aantal schrijvers die in zo'n geschiedenis behandeld zouden worden treden al dan niet voor een deel terloops (alles is terloops in het boek) in von Vegesacks boek op: Emile Zola, Julien Benda, Alfred Kerr, Ortega y Gasset, Thomas en Klaus Mann, Albert Camus, George Orwell, Bertrand Russell, Leonard Woolf, Ter Braak en Du Perron, André Gide, André Malraux, Franz Werfel, E.M. Forster, Edmund Wilson, Robert Musil, Boris Pasternak, Arthur Koestler, Karl Kraus, Erich Kästner, Isaac Babel. Vervolg op pagina 6 |
|