Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneEen paar weken geleden schreef ik dat het verschijnen van schrijvers op televisie een uiterst riskante zaak is; voor de schrijvers, maar ook voor de lezers. Daarbij poneerde ik de volgende stelling: schrijvers die op een interessante manier over zichzelf praten, doen het ‘goed’ op de beeldbuis, schrijvers die onpersoonlijk zijn, die over ideeën praten, die een afstand tussen zichzelf en hun woorden scheppen, kunnen het wel vergeten. Als voorbeeld haalde ik het gesprek aan dat Adriaan van Dis met Umberto Eco had. Van Dis reageerde met een ingezonden brief (Boekenbijlage 20 mei) waaruit ik in de laatste alinea naar voren kom als de diabolische reïncarnatie van al zijn critici te zamen, geen simpele advocaat van de duivel zoals hijzelf, maar een kersvers lid van ‘de PSP van de literatuur, de luitjes voor wie het lezen van een boek een vorm van zelfkastijding moet zijn. Wees verdomme blij dat er ruim een miljoen mensen zijn die naar schrijvers kijken en luisteren en wie weet ook zo nu en dan een boek lezen.’ Ik ben ook blij dat er ruim een miljoen mensen naar schrijvers kijken en luisteren, ik heb alleen beweerd dat het een riskante aangelegenheid blijft, omdat er naar televisie, het woord zegt het al, nu eenmaal altijd beter gekeken dan geluisterd wordt. Van Dis schrijft dat hij mijn opvatting dat televisie het beeld van de schrijver vervalst niet wenst te bestrijden. Jammer, want dat betoog had ik wel eens willen lezen. (In zijn brief suggereert hij, met een verwijzing naar de strijd van zijn grootvader tegen de automobiel, dat ik een van die mensen ben die de uitvinding van het wiel het liefst zo snel mogelijk ongedaan zouden maken. Dat is niet terecht: ik ben gek op televisie. Ik ben ook gek op veel en lekker eten, maar dat wil nog niet zeggen dat ik er niet vet van word.) Hoe rampzalig het verschijnen van een auteur op televisie kan uitpakken, bleek uit de Kleurenbijlage van 27 mei, waarin de inmiddels demissionaire minister van Justitie, F. Korthals Altes, twee weken en tien pagina's lang gevolgd werd. (Vraag: waarom worden politici tegenwoordig op televisie en in de krant alleen nog maar gevolgd door journalisten, met of zonder intiem microfoontje, in plaats van geconfronteerd? Wat is er met de harde journalistiek gebeurd?) Op dinsdag 25 april beklaagt Korthals Altes zich over de handelwijze van de minister-president in de zaak-Rushdie. Toen Khomeiny zijn doodvonnis had uitgesproken, had de bewindsman in de ministerraad verklaard wel even in het wetboek te willen nakijken of er reden was The Satanic Verses te verbieden, maar later ‘bleek dat de MP had aangekondigd dat er een onderzoek zou worden ingesteld! Nee, ik vond dat een vervelende zaak, maar je kunt als minister in de Kamer geen kritiek hebben op de minister-president. Kijk, we hebben in Nederland vrijheid van drukpers, heel eenvoudig. Alleen via een kort geding kan een boek verboden worden. En die arme man zit nog maar steeds verborgen. Het doet natuurlijk niet ter zake, maar ik vond hem niet erg sympathiek in dat interview met Van Dis, nogal arrogant.’ Het doet natuurlijk niet ter zake, maar toch. Het is vreselijk triest en onrechtvaardig wat die ‘arme’ Rushdie is overkomen, maar hij heeft er met zijn arrogante kop toch min of meer om gevraagd. Niet door het boek dat hij heeft geschreven, maar door de indruk die hij op televisie wekte. F. Korthals Altes behoort blijkbaar tot die een miljoen mensen die graag kijken en luisteren naar schrijvers op televisie, en wie weet nog wel eens een boek lezen. Dat boek is dan in ieder geval niet The Satanic Verses. Je zou verwachten dat de bewindsman inmiddels wel tijd gevonden zou hebben die roman ter hand te nemen, zo niet als minister, dan toch als lezer. De affaire-Rushdie is nu zo'n half jaar aan de gang, en laait overal ter wereld steeds weer op, maar het enige dat de Nederlandse minister van Justitie te melden heeft is dat de kop van de schrijver hem niet aanstaat; het soort luie arrogantie waar Rushdie nog wat van kan leren. F. Korthals Altes heeft wel iets beters om zich mee bezig te houden dan een roman die als een tijdbom onder de multiraciale samenleving ligt: het geschil tussen Buma en de Raad voor het Filiaal- en Grootwinkelbedrijf over de achtergrondmuziek die in supermarkten wordt gebruikt. Wat die zaak betreft houdt de minister zich persoonlijk op de hoogte, want de voorzitter van de winkeliers is Albert Heijn. ‘Zijn en mijn vrouw zijn hartsvriendinnen. Als ik hem tegenkom zonder de laatste ontwikkelingen te kennen, staat dat zo slordig.’ In september verschijnt de Nederlandse vertaling van The Satanic Verses. Hopelijk is er dan een nieuwe minister van Justitie. |
|