Breyten Breytenbach
Vervolg van pagina 7
Waar Zuid-Afrika voor hem verboden gebied is, zal hij met behulp van zijn herinneringen moeten proberen die wereld op te roepen. Alleen zijn dromen, zijn fantasieën stellen hem in staat terug te keren naar Zuid-Afrika ‘waar de rijkdom van de rijken is en de armen alle armoe mogen die ze maar willen.’ Alleen de taal stelt hem in staat die herinneringen, die als een wapen doorgegeven moeten worden, een buitenkant in het heden te geven. Schrijven als een existentiële noodzaak. ‘Op de vraag wat de zin van het leven is, antwoordt iedereen met een opsomming van zijn levensloop,’ schrijft György Konrad op de eerste bladzijde van Tuinfeest.
De schizofrene, vervreemdende omstandigheden van Breytenbach brengen hem ertoe zichzelf over twee personages te verdelen: Barnum, de schrijver, en Mano, de acteur. Beiden zijn in Parijs wonende Zuidafrikanen. Barnum schrijft romans, toneelstukken en scenario's over de repressie in zijn land. Hij maakt gebruik van Meherets aantekeningen waarbij zijn voorhaamste doel is ‘het onbekende een gezicht te geven en het al bestaande te verzinnen’. Al schrijvend creëert hij echte mensen van papier en inkt. Hij reinigt zijn geest door zijn verbeelding te laten werken: een perfecte samenvatting van Breytenbachs schrijverschap. De andere kant van zijn persoonlijkheid, Mano, een lichtgekleurde acteur, weigert in die verbeelding mee te gaan. Om allerlei redenen keert hij onder een valse naam naar Zuid-Afrika terug, zijn zwangere vriendin Meheret in Parijs achterlatend.
Mano, de acteur die per definitie als persoon onzichtbaar moet zijn, is de echte hoofdfiguur van deze rijke roman waarin de verbeelding niet, zoals in vele Nederlandse romans, louter een spel speelt met de realiteit. Voor Breytenbach is Zuid-Afrika sinds jaren een niemandsland dat letterlijk gefantaseerd dient te worden. In dat niemandsland wordt Mano gearresteerd, (hij wordt ervan verdacht een oude blanke vrouw te hebben vermoord), veroordeeld en overgebracht naar de dodengang in de gevangenis. Vanuit zijn cel schrijft hij brieven aan zijn nooit gekende blanke vader die door zijn gruwelijke en lafhartige afwezigheid allengs de allure krijgt van een niet-geïnteresseerde God de Vader. In die cel wordt Mano steeds meer een allegorische figuur, een Afrikaanse Elckerlyc die met een niet klein te krijgen verbeelding en hoop probeert te verduidelijken hoe je de edele kunst van het lopen in dat niemandsland moet beoefenen. Voor hem is duidelijk dat Afrika alleen gered kan worden door het tot Afrika terug te brengen én door de veranderingsprocessen die van binnenuit komen te onderzoeken en te stimuleren.
In Sporen van de kameleon wordt, terecht, weinig journalistieke ruimte gegeven aan de actualiteit in Zuid-Afrika. Natuurlijk, er worden door de Boeren mensen in elkaar getremd en gemarteld. Die feiten kennen we helaas al jaren. Onthutsender vind ik Breytenbachs visie op de zelfgenoegzame westerse bemoeienissen met zijn werelddeel. Inspirerend voor de hele literatuur is zijn kijk op de functie ervan: geen verslaggeving, wel de werkelijkheid verduidelijken zónder haar te beschrijven.
Dat Breytenbach ook dichter en schilder is, blijkt uit zijn suggestieve stijl, zijn prachtige beelden. Een paar voorbeelden nog. ‘Duiven zijn geen vogels (...) dat zijn gevleugelde ratten.’ ‘Een balling leeft buiten zijn land als een maan in een meer.’ Westerse steden ‘waar mensen een gezicht hebben als verschrikkelijke vuisten.’ ‘De woestijn is een verschrikkelijk dier dat met een droge tong likt aan de stad dichtbij.’ Alle lof derhalve voor de vertaalster van deze complexe en fascinerende roman die vooral gelezen moet worden door iedere westerling die het beter meent te weten.
■