Heimwee gestapeld op heimwee
Melancholische novelle van Nedim Gürsel
De eerste vrouw door Nedim Gürsel Vertaling Erik Jan Zürcher Uitgever Meulenhoff, 118 p., f 29,50
Liesbeth Koenen
‘Bulldozer’ schijnt de bijnaam te zijn van de huidige burgemeester van Istanbul. Complete wijken zijn al platgewalst en vervolgens volgebouwd met hotels en wolkenkrabbers. Naast de drijvende en daarom altijd wiebelende Galata-brug waar je onderlangs om de paar meter een opdringerige wervende restauranthouder tegen het lijf loopt, wordt op het ogenblik hard aan een nieuwe gewerkt. Of onder die nieuwe Galata-brug ook visrestaurants en kroegen zullen worden gebouwd, weet ik niet. De sfeer op dat merkwaardige stukje niemandsland dat nu nog ligt te deinen, precies tussen Europa en Azië in, zal in ieder geval nooit meer dezelfde zijn.
‘Istanbul is gevallen, niet in 1453, maar nu,’ zegt Nedim Gürsel ergens in zijn uit het Turks vertaalde boek De eerste vrouw. Zou de ‘bulldozer’ dit ook gelezen hebben, dacht ik bij heel wat passages. Blijkbaar niet, het verhaal (een novelle volgens de omslag), is al zes jaar oud en het slopen gaat nog steeds door. Of anders heeft de ondernemende burgemeester Gürsels werk afgedaan als het sentimentele geleuter van iemand die tegen de vooruitgang is.
Licht sentimenteel is Gürsel hier en daar ook wel, maar wat wil je bij een verhaal dat eigenlijk alleen over afscheidnemen gaat? Over afscheidnemen van moeder, maagdelijkheid en vaderland om precies te zijn. Samen zorgen die voor een wel erg rigoureuze breuk met het verleden, een extra pijnlijk volwassen worden. Een ‘ik’ en een ‘hij’ zijn de hoofdrolspelers in De eerste vrouw. De ‘hij’ is de puberuitgave van de ‘ik’, en gezien de persoonsgegevens die over de auteur vermeld worden, maak ik me sterk dat ‘ik’, ‘hij’ en Nedim Gürsel allemaal dezelfde zijn. Gürsel en ‘ik’ hebben in ieder geval beiden Turkije moeten verlaten; ze wonen in Parijs en komen beiden van het Turkse platteland.
Nedim Gürsel
jerry bauer
Autobiografisch of niet, de tegenstrijdige gevoelens van een geile zestienjarige puber worden overtuigend beschreven. Ze passen ook wonderwel bij de mengeling van walging en genot die Istanbul bij hem oproept: de kleuren, de drukte, de aanblik van lekkere hapjes, het kabaal, de stank van rotte vis en bedorven olie. Hij wordt er misselijk van, maar zwelgt er tegelijk in. Het verhaal begint met een bezoek aan de ‘Straat der Bordelen’. Een jongen uit de provincie, alleen in de grote stad, eenzaam op het strenge internaat waar hij zonder inspraak naartoe gestuurd is, vast van plan zijn maagdelijkheid te verliezen. Klassieke thema's, en het wordt nog erger: de prostituée die hij bezoekt vloeit in zijn hoofd samen met de herinneringen aan zijn moeder. Moeder en hoer. En moeder was natuurlijk een madonna in haar optreden.
Toch is het gebrek aan originaliteit in de thematiek niet echt hinderlijk. Gürsel kan zo meeslepend schrijven dat je er zelf plaatsvervangend melancholiek van wordt. Heimwee gestapeld op heimwee: de puber verlangt naar zijn kindertijd, met de zachtheid en zekerheid van een lieve moederen de ‘ik’ verlangt naar Istanbul, naar zijn puberteit en daarmee vanzelf ook weer naar zijn kindertijd. De dramatiek van het gegeven wordt nog verhoogd doordat de moeder dood is gegaan, niet lang nadat ‘hij’ naar Istanbul is vertrokken. Een afscheid zonder afscheid te kunnen nemen.
De ‘ik’ van nu dwaalt door de straten van Parijs en wordt wakker ‘naast de vrouw van wie hij houdt’, maar meer komen we niet te weten. Alleen dat hij zich voorneemt nu eens alles wat hij net beschreven heeft op te schrijven. Dat laatst is mij te veel een goedkope truc om een eind aan het verhaal te breien. De breedvoerige passage waarin hij zijn bedoelingen uit de doeken doet is overbodig. Het verhaal is rechtvaardiging genoeg van zichzelf. Maar Gürsel heeft duidelijk wat moeite met de compositie van zijn novelle en herhaalt zichzelf het hele verhaal door. Een rood pennetje dat hier en daar het exuberante taalgebruik een tikje minder exuberant had gemaakt, en en passant de stukjes van het verhaal die al uitvoerig aan bod geweest waren, geschrapt had, zou van De eerste vrouw een perfecte novelle hebben kunnen maken. Nu moet het boek het vooral hebben van de sfeer die het weet op te roepen.
De Turkse titel (Kadinlar kitabi, eerste en laatste i horen zonder puntje, uitspraak is grofweg ‘kaadunlár kietabbuh’) zou letterlijk vertaald ‘Vrouwenboek’ of ‘Boek over vrouwen’ hebben opgeleverd. Dat de vertaler niet gekozen heeft voor iets dat zo feministisch klinkt, is begrijpelijk. Voor Gürsel zijn vrouwen schitterende, fascinerende wezens. Het aantrekkelijkste op aard, iets van een andere wereld. En dus onbereikbaar. Een vrouw op een voetstuk is altijd een vrouw op afstand. Gürsels novelle past wat dat betreft in een lange, maar nou niet bepaald feministische traditie.
■