Sartriaans
De opzet van de roman brengt met zich mee dat de lezer niet gauw vat krijgt op de personages. Het gezichtspunt ligt gedurig bij Laura, in de derde persoon, maar niet voor niets heeft W.F. Hermans dit perspectief ooit de ‘verhulde ik-vorm’ genoemd. Mensen zijn in het leven niet transparant; het is een sartriaans uitgangspunt hen dat ook in een boek niet te laten zijn.
De figuren in Laura's omgeving lijken ook weinig in zich te hebben om te laten doorschemeren: in meerderheid tamelijk braaf tot burgerlijk, met artistiek of intellectueel niet veel in hun mars. Laura zelf wordt als introvert getekend, maar zij heeft geen bijzondere binnenwereld van reflectie of verhalen die ze zichzelf vertelt. Tegenover Vincent voelt ze zich ‘geprogrammeerd’, zonder zich af te vragen hoe dat komt. De rivaliteit met het mooiere, oudere zusje is nauwelijks voorwerp van bespiegeling. Wat dat aangaat, is de verwantschap met de personages uit Kristien Hemmerechts' verhalenbundel Weerberichten (1988) onmiskenbaar.
Dit is geen kritiek: het gaat om onvermijdelijke eigenschappen van mensen die met hun bestaan geen plannen (meer) hebben, en voornamelijk improviseren. Ze zijn, Laura incluis, ánders dan zoveel figuren in de moderne literatuur die zich van hun milieu los willen maken, die dissident zijn, en vaak met kunstzinnige of intellectuele middelen aan hun wereld pogen te ontsnappen, zoals tot op zekere hoogte de hoofdpersoon van haar debuut Een zuil van zout (1987).
Brede heupen is een verhaal ‘van binnenuit’ over een meisje van zesentwintig dat in zekere zin wel ‘weg’ wil (al vrij jong voelt ze zich aangetrokken tot de huiselijke kring van haar vriendin), maar daar geen raad mee weet - wat nu eenmaal voor de meeste mensen geldt. Ze blijven besluiteloos, zonder idee van een andere, mogelijke levenswijze; deze roman is de beschrijving van hun condition humaine.
Op de achterflap staat een opmerking uit de koker van de schrijfster: ze heeft de betrekkelijkheid van de begrippen ‘normaal’ (Laura) en ‘abnormaal’ (haar zuster) willen laten zien in een gezin dat uiteenvalt. Een ‘beschrijving van het ziekelijke die gaandeweg een pathologie van het gezonde wordt’, voegt de uitgever daar aan toe. Zulke woorden doen uiteraard aan het naturalisme denken, en inderdaad heeft Brede heupen iets weg van een ‘studie’ in de zin van de gebroeders de Goncourt, een schets ‘uit het leven’ - zij het, een eeuw later, zonder naïef geloof in objectiviteit.
Kristien Hemmerechts is een Vlaamse, die haar vorige boeken bij een Vlaamse uitgever heeft ondergebracht. Dat Brede heupen in Nederland verschijnt, werkt stellig in haar voordeel - veel landgenoten zijn haar voorgegaan -, maar kan de Nederlandse lezer bovendien tot betere gedachten over de zuiderburen brengen. Het is bij hen niet een en al Brusselmans, Lanoye en Alstein wat de klok slaat, ze hebben ook mensen die iets te vertellen hebben en kunnen schrijven. Ik doe Kristien Hemmerechts reeds onrecht door deze namen te noemen, en dan moet ik er nog bij zeggen dat zij ongetwijfeld ‘geschoold’ is door de Engelstalige literatuur, die bepaald mijn favoriete niet is. Het is dus geen parti-pris dat ik haar werk waardeer.
Integendeel, het enige dat ik erin mis, is wat mijn gallomanie mij ingeeft: een meer lyrische, subjectieve schrijftrant, een stijl die de taal onder spanning zet. De boeken van Kristien Hemmerechts hebben stuk voor stuk stilistisch iets nuchters, laconieks, Engels - wat natuurlijk zeer wel past bij de Angelsaksische voorkeur van veel Nederlandse lezers. Het is mijn enige voorbehoud, en ik maak het, om zo te zeggen, meer als lezer dan als criticus: die dient nu een keer oog te hebben voor het vakwerk.
■