Tijdschrift
Een tijdschrift dat op pagina twee vermeldt dat het gedrukt is op Orion ivoor, halfmat, 135 grams, licht getint, houtvrij, tweezijdig machinegestreken papier van Bührmann Ubbens Papier te Zutphen moet wel een bibliofiel karakter hebben. Maar dat is bij Boek & Band juist niet het geval: het is een op inderdaad fraai papier gedrukt los katern met een nietje in de rug. Een tijdschrift in wording eigenlijk; je raakt wel nieuwsgierig naar de ingebonden jaargangen bij de abonnees thuis, die dan vier van zulke katerns bevatten. Boek & Band is een uitgave van de Nederlandse Handboekbinders en Bandontwerpers, vandaar. Het is een sympathiek blad, maar het is de vraag of er voor dit strikt afgebakende terrein wel voldoende kopij is om vierjaarlijks een tijdschrift te vullen. Dezelfde namen en ideeën duiken steeds weer in de artikelen op. Boek & Band, jaargang vijf, nummer een opent met een artikel van bibliofiele drukker Peter Yvon de Vries. Zijn bijdrage heet ‘De getroubleerde vorm’ en is een, vrees ik, onbedoelde illustratie van zijn titel. Hij woont in het Witsen-huis in Amsterdam en het feit dat Witsen, Kloos, Israël en Breitner door dezelfde ruiten keken ongeveer een eeuw geleden vervult hem met historisch besef en zet hem aan het denken: ‘Een oud pand is erfelijk belast als de vorm van een boek.’ Een boek kan gemaakt worden conform de sinds de uitvinding van de boekdrukkunst geldende conventies of op individuele wijze. Dan is het boek zelf beeldend middel, een object ofte wel een kunstenaarsboek. En dat is uiteraard het terrein waarop de contribuanten aan Boek & Band zich begeven. Het is een spannend terrein, vindt De Vries, waarop ook verschillende ontwerpers ontsporen. Als een kunstenaar zich stort op een kant-en-klaar gebonden uitgave en daar stukken uit gaat snijden, dingen op gaat plakken en dergelijke spreekt hij eerder van
maltraiteren dan van een bijzondere creatie. Kunstenaarsboeken worden al zeker honderd jaar gemaakt, stelt De Vries, sinds zijn voorgangers door de ramen van zijn huis keken. Geillustreerde tekstboeken waren het zoals Parallèllement van Paul Verlaine met vele litho's en houtsneden van Pierre Bonnard. Daarin is de kunstenaar op onconventionele wijze met de zetspiegel omgegaan. In de Sovjetunie deden de Futuristen dat ook op heel andere wijze en via Dada, Cobra, Conceptual Art komt De Vries bij onze tijd. Ook Jos Schrijen schetst in zijn bijdrage ‘Boekencircus’ dezelfde ontwikkeling; hij formuleert het alleen een stuk helderder. De oudere kunstenaars wilden met hun vernieuwingen in bij voorbeeld de typografie het effect van de tekst versterken of verduidelijken, terwijl bij de nieuwere kunstenaarsboeken het hele boek als kunstwerk beschouwd wordt. Martien Versteeg sprak met drie professionele collectionneurs van kunstenaarsboeken; conservatoren van het Groninger Museum, het Haags Gemeentemuseum en het Gemeentelijk Van Reekummuseum. Deze musea verzamelen alleen boeken die in serie zijn geproduceerd, dus geen unica. Hoogtepunten uit hun collecties zijn boeken van Soll LeWitt, Dieter Roth, Edward Ruscha, Lawrence Weiner, Jan Dibbets, Ger van Elk, Stanley Brouwn en Sigurdur Gudmundsson. De drie musea hebben hun verzameling zo ongeveer afgesloten, omdat de markt uitgeput lijkt, is hun conclusie. De vier Nederlandse handboekbinders die Pieter Rings interviewde doen dit werk voor het merendeel naast een andere baan of naast het reguliere boekbinden voor bibliotheken. Van dit stuk zijn de illustraties met hun uitgebreide materiaalbeschrijving het leukst. Bij voorbeeld het door Sacha de Ven ingebonden Het mooiste stel tieten ter wereld van Roland Topor in grijs katoenen tweedehands corset met haakjes en zwart-grijs handgestoken kapitaal.
EVA COSSEE