Van denkvorm tot amusement
Het zou oneerlijk zijn wanneer ik deze kritiek enkel in de schoenen van Schama schoof. Zij heeft een veel langere achtergrond: nog in de tweede helft van de jaren zeventig had het vak geschiedenis in ieders ogen een opdracht. Voor de ouderen kon die vele vormen aannemen, het diende de Natie of de Cultuur. Voor de meeste studenten en jongere docenten ging het veelal in dezelfde richting: een niet-aflatende bestudering van arbeidersklassen, sociale strijd, fascisme en burgerlijke samenleving. Al dacht ik enigszins afwijkend over deze koers, ook ik twijfelde er niet aan dat geschiedenis een bloedserieuze zaak was, een ‘taak’ had, een stuk gereedschap was voor de opbouw van morgen. In het begin van de jaren tachtig werd in deze zekerheid de eerste bres geslagen. Vijf jaar later was er van de gepolitiseerde en missionaire ideeën over de geschiedschrijving niets maar dan ook niets over. Ja, stapels onverkoopbare boeken en een leger studieuzen dat op de kade het schip nastaarde. Het viel niet te ontkennen dat het vak nu meer populariteit genoot dan ooit, maar daarvoor was wel een hoge prijs betaald: van denkvorm was het tot amusement verworden. Niet dat ik iets tegen amusement heb, maar daartoe bestaan wel andere, adequatere mogelijkheden. Geschiedenis blijft een serieus vak, voor en door mensen die iets van de wereld willen begrijpen. Het is een voordeel wanneer die serieuze stof aangenaam gebracht wordt. Maar als het nuttige door het zoete wordt opgeslokt, gaat er iets fout. Al is Schama hierin niet extreem, hij gaat ook zo te werk. Maar bovendien heeft hij aanzien. Daarom moet zijn aanpak sterker bestreden worden dan van wie ook. ‘Geschiedschrijving als goochelshow’ zou boven de recensie kunnen staan. Ik zou de kritiek larderen met voorbeelden uit Citizens en Overvloed en onbehagen, met uitspraken uit interviews en het lachje op de portretten van Schama. Detailkritiek van Franse en Amerikaanse
collega's op dat laatste boek zou het betoog nog kunnen versterken.
Nee, ook zo'n negatieve reactie zou niet moeilijk te schrijven zijn. Daarom begon ik vanaf ongeveer het derde deel van Citizens (ergens rond pagina 400) opnieuw te lezen. De tweede helft van de tekst zou mijn mening niet ingrijpend kunnen wijzigen, dacht ik. Om mijn kritiek sterker te maken pakte ik enkele andere studies uit de kast, het destijds opzienbarende Penser la Révolution française van François Furet onder meer en een boekje over de historiografie van de revolutie van Alice Gérard. Ik las weer enkele pagina's Michelet, een hoofdstuk Cobban, het verhaal van Jaurès over de julidagen van 1789, enkele passages uit R.R. Palmer, Albert Soboul, Tocqueville. Voor ik het wist, lag de kamer bezaaid met boeken, bleef Citizens opengeslagen in juli 1789 en groeide de chaos in mijn hoofd. Dat er zoveel manieren zijn om naar een en hetzelfde verschijnsel te kijken...
Wanneer de revolutie eenmaal werkelijk begonnen is, volgt Schama braaf de chronologie.
Vervolg op pagina 4