Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Hans Bouman & Ed van EedenDit najaar verschijnt bij uitgeverij Ambo in samenwerking met De Bezige Bij een monografie van de Groningse schrijfster en Neerlandica Annie van den Oever over Fritzi Harmsen van Beek. Hierin zijn onder andere hoofdstukken opgenomen over de poëtica en de invloeden van Harmsen van Beek. Het boek heeft ineens een grote actualiteitswaarde gekregen. Net als Renate Rubinstein in haar Tamar-columns in dit blad, constateert Van den Oever namelijk een duidelijke invloed van Harmsen van Beek op Charlotte Mutsaers. Over de vraag of hier sprake is van epigonisme of zelfs plagiaat wil Van den Oever zich echter niet uitlaten. ‘Ik ben geïnteresseerd in het literair-historische aspect van deze zaak, en constateer dat Harmsen van Beek op een hele generatie auteurs haar invloed heeft gehad: Remco Campert, Gerard Reve, Alain Teister, Jeroen Brouwers, Thera Westerman, Frans Lodewijk Pannekoek, et cetera. Charlotte Mutsaers geldt wat dat betreft als de nieuwste loot aan een stam.’ Volgens Van den Oever was de ‘link’ Harmsen van Beek-Mutsaers allang in kleine kring bekend. Deze zaak zou Rubinstein pas ter ore zijn gekomen via Aad Nuis, die onlangs enige tijd gastdocent was aan de Groningse universiteit. Hij werd daarin begeleid door Van den Oever, die hem over de bevindingen in haar monografie vertelde, waarna het bericht bij Rubinstein terecht kwam, die het in de publiciteit bracht.
Er staat weer een ouderwets dikke roman van W.F. Hermans op stapel. De Parijse auteur, die op 1 september 68 jaar hoopt te worden, is ‘zo goed als klaar’ met een manuscript dat in boekvorm 400 pagina's dik zal zijn. ‘Het wordt een buitengewoon revolutionair boek’, aldus Hermans. ‘Tot voor kort was het in de mode dat schrijvers allemaal vieze woorden in hun werk stopten, maar die tijd is voorbij. Mijn boek zal er dan ook geheel vrij van zijn.’ Hermans' roman speelt in het jaar 1984 en zal de wederwaardigheden vertellen van een Zeeuws meisje dat naar Parijs gaat. ‘En dat alles dus zonder één onvertogen woord. De titel luidt Au pair. Dat spel je: a-u p-a-i-r. Werkelijk een heel bijzonder boek.’ Bij het uittikken van de definitieve versie van het manuscript ondervond Hermans nog altijd hinder van de kwetsuur aan zijn rechterhand, die hij opliep toen hij vorig jaar in zijn appartement met een bijl werd aangevallen door de Utrechter B. ‘Maar tikken gaat in elk geval nog’, aldus Hermans. ‘Met de hand schrijven is mij echter vrijwel onmogelijk. Dat zal nog wel een jaar zo blijven.’ Au pair zal in september verschijnen.
‘Goodbeye. I your new translator am.’ Zo luidt een oude grap die schrijvers elkaar wel vertellen over de eerste ontmoeting met hun vertaler. De Engelse auteur William Boyd opent er een column mee die hij recentelijk schreef voor de Times Literary Supplement. Na onder andere een anekdote over zijn Noorse vertaler te hebben verteld, schrijft Boyd: ‘Een van de eerste talen waarin mijn romans werden vertaald was het nederlands.’ Omdat alle Nederlanders die hij tot dan toe was tegengekomen perfect Engels spraken, baarden die vertalingen hem weinig zorgen. ‘Maar toen A Good Man in Africa, An Ice-Cream War en Stars and Bars vertaald bleken als Gewoon een beste kerel, Gewoon een oorlogje en Sterren, strepen en een gewone Engelsman, begon ik mij zorgen te maken. Wat betekende dat Gewoon-gedoe, in 's hemelsnaam? Dachten ze dat ik een soort roman in serievorm aan het schrijven was? Ik heb het nooit durven vragen.’ Directeur Bert de Groot van uitgeverij Veen, die de inmiddels verramsjte vertalingen publiceerde: ‘Gewoon een beste kerel voor A good man is een vrij letterlijke vertaling. Boyds tweede roman gaat over de onbekende oorlog die de Engelsen en de Duitsers tussen 1914 en 1918 in Afrika uitvochten. De lulligheid van die oorlog komt in de titel aardig tot uiting. De herhaling van het woord “gewoon” was toen onbewust. Toen vervolgens Stars and Bars uitkwam hebben we in de grenzeloze creativiteit die ons eigen is besloten, als een soort toespeling op de voorgaande boeken, wederom het woord “gewoon” in de titel te verwerken.’ Boyds vierde roman, The New Confessions, zal Veen niet in vertaling brengen. ‘Maar’, meent De Groot - die door Gerard Reve in diens televisiegesprek met Koos Postema ‘een gewone Rotterdamse volksjongen’ werd genoemd - ‘als dat wèl was gebeurd hadden we er niet Gewoon nieuwe bekentenissen van gemaakt.’
‘Het boek dat het kabinet deed vallen’, zo is het debuut van Kees van der Pijl inmiddels gekscherend omschreven. In zijn sleutelroman Esprit de corps geeft Van der Pijl onder andere een terugblik op zijn Leidse studentenleven van de jaren zestig en beschrijft hoe de sfeer die destijds in de corpora heerste inmiddels het straat- en maatschappijbeeld van de jaren tachtig bepaalt. In Esprit de corps figureren verschillende personages die geïnspireerd zijn op Van der Pijls voormalige studiegenoten, en die inmiddels een sleutelpositie in bedrijfsleven of politiek hebben verworven. Hun identiteit wil de auteur echter niet prijsgeven: ‘Er vallen doden in mijn boek, terwijl er ook in werkelijkheid doden zijn gevallen. Het zou bijzonder wreed en nietsontziend zijn als ik namen zou noemen.’ Van der Pijls bekendste voormalige klasgenoot is Elco Brinkman, die zowel voor de vijfde klas van de middelbare school als het staatsexamen twee jaar nodig had, maar momenteel van kabinetswege waakt over onze cultuur. Volgens van der Pijl heeft deze ‘benepen burgerman’ echter geen model gestaan voor de ‘minister van volksgezondheid en cultuur’ in het boek. Toen uitgeverij De Harmonie op zoek ging naar een aardig omslag, viel de keuze niettemin op een foto van het kabinet. Maar ja, kabinetten vallen voor je er erg in hebt, dus werd besloten de eeuwigheidswaarde van het boek te vergroten door de gezichten van de minsters van Lubbers II wit te maken. En zie: het boek ligt nog bij de binder en de crisis is daar. Overigens lijkt men bij De Harmonie wel vertrouwen te hebben in de toekomst van de monarchie. Als enige is het gezicht van Beatrix onaangetast gebleven.
Met een themanummer over de literaire kritiek, dat in september zal verschijnen, hoopt het tijdschrift Adem eindelijk duidelijkheid te scheppen in de eigen kritische positie. Redacteur Marisa Groen geeft toe dat het tijdschrift ‘nogal is geschrokken’ van de kwalificatie ‘het jongere broertje van De Held’, die het tijdschrift herhaaldelijk ten deel valt. Zij wijt dit met name aan de publiciteit rond het meest recente nummer van Adem: een special getiteld ‘Sex & literatuur’, waarbij het eerste woord precies 200 maal zo groot stond afgedrukt als het tweede (300 cm2 tegen 1,5). Aan dat nummer werkten diverse Held-redacteuren of met dat blad geassocieerde auteurs mee, terwijl ook de thematiek Helds aandeed. Marisa Groen: ‘De drie nummers die tot dusver van deze derde jaargang zijn uitgekomen, hadden alle een geheel verschillend karakter, en is niet bevorderlijk gebleken voor onze identiteit. Het eerste had het Egodocument als thema en bevatte veel stukken uit de academische hoek. Daarna volgde wat ik een “idealistisch” nummer zou willen noemen en vervolgens het sexnummer. Wij willen ons in de toekomst in die idealistische richting begeven. Daarin verschillen wij duidelijk van De Held, dat een pragmatisch-opportunistische of postmodernistische koers vaart.’ De term waar Adem zich liever mee geassocieerd ziet is ‘idealistisch-autonoom’. Wat dat precies inhoudt moet na de zomer blijken uit het vierde nummer van de lopende jaargang. Er staan onder andere essays op stapel van K. Michel, Arjen Duinker en Jan Kostwinder. Daarnaast zal een aantal jongere dichters-critici worden benaderd voor een bijdrage. Net als bij het Maximalenoproer zal de nadruk dus weer op de poëzie komen te liggen. |
|