Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneHet Italiaanse weekblad L'Espresso publiceerde enkele weken geleden een tabel over misdaad op televisie. Per net werd het aantal moorden, gewelddaden en seksuele misdrijven geteld en het resultaat was, zoals de bedoeling is met dit soort artikelen, schrikbarend. De gemiddelde televisiekijker blijkt iedere avond een portie moord, seks en geweld te verstouwen waar Idi Amin alleen maar van heeft kunnen dromen. En, nauwelijks verrassend: hoe commerciëler de netten, dat wil zeggen, hoe gretiger de zendgemachtigden op de smaak van het publiek inspeelden, hoe hoger het aantal moorden. Nu is zien iets anders dan lezen, maar ook in de literatuur geldt bloeddorst sinds jaar en dag als een onuitputtelijke bron van vermaak. Wie het aantal lijken in boeken zou turven, kan een lijst samenstellen waarbij de televisietabel in L'Espresso maar magertjes afsteekt. En net zoals bij de verschillende netten, zou op die literatuurtabel het quotum verminkte lichamen groter zijn bij de meer populaire genres. Ontspanningslectuur, heet dat. Het klinkt paradoxaal, maar de literaire gruweldaden van Stephen King gelden als meer ontspannend dan de rustige romans van Henry James. Of neem het nieuwe boek van Thomas Harris, The Silence of the Lambs (in het Nederlands De schreeuw van het lam), ‘het beste boek dat ik in tijden gelezen heb’, volgens Roald Dahl. Harris' boek is inderdaad een stuk spannender dan The Satanic Verses, want het gaat over een would-be transseksueel die vrouwen kidnapt, hen uithongert en dan vervolgens letterlijk vilt. ‘Ik las de eerste zin van dit boek (...) en bleef vervolgens de hele nacht op om het uit te lezen. Het maakte niet uit, ik heb sindsdien nauwelijks nog geslapen.’ Aldus de hartelijke aanbeveling van de Amerikaanse columniste Liz Smith. Ook de samenstellers van VN's Detective & Thrillergids barsten in een spontaan gejubel uit: ‘Eindelijk weer eens een intrigerende, tot op het bot (sic!) spannende thriller.’ Volgens vele verslaafden aan de misdaad-literatuur doet het randgroepgenre niet onder voor de Grote Literatuur. In Nederland, waar de misdaad op papier altijd een ondergeschoven kind is gebleven, omdat een boek nu eenmaal pas literatuur is als er met vette letters l-i-t-e-r-a-t-u-u-r op staat, schamperen de adepten dan ook voortdurend op de onwereldse werkelijkheid die in de zogenaamde ‘echte’ romans wordt verbeeld; het is allemaal jeugdpuistjesproza en er vloeit geen druppel bloed in. ‘In “echte” romans,’ schreef Joost Niemöller aan de vooravond van de uitreiking van De Gouden Strop in De Tijd, ‘valt niets te lezen over gifgrond, computerhackers en serial killers. Maar in thrillers wel.’ So what? In de krant staat dagelijks ook veel te lezen over gifgrond, computer-hackers en serial killers. Het is een van de hardnekkigste misvattingen in de Nederlandse literatuur dat het een literaire verdienste is om actueel te zijn; literatuur als krantekop. Wie in een roman of gedicht zo nu en dan een heroïnehoertje of een cokesnuiver laat rondlopen, kan beweren dat hij de tijdgeest bij zijn nekvel heeft gegrepen. Dat het zo gemakkelijk niet gaat, blijkt ook uit het artikel van Niemöller, waarin hij drie thrillerauteurs ondervraagt over hun onderwerpen. ‘Voor misdaadauteurs heeft de actuele werkelijkheid helaas maar al te vaak een diffuus karakter. En dan gaat het juist over belangrijke zaken die het hart van de tijdgeest raken.’ Nu is het probleem met de tijdgeest nu juist dat hij geen hart kán hebben en dus ook niet zo een-twee-drie te raken valt. Vandaar de moeilijkheden die de door Niemöller ondervraagde auteurs kregen wanneer ze dicht bij de werkelijkheid probeerden te blijven en zich aan het genre Waar Gebeurd waagden, of, om het wat sjieker te zeggen, faction. De zaak Ferdi E. bijvoorbeeld. Misdaadschrijver Tomas Ross: ‘Toen de president van de rechtbank aan Ferdi E. vroeg wat hij met dat geld had willen doen, begon hij heel warrig te praten. Iets met een machine en antwoordapparaten, zodat hij instructies kon geven aan een ander terwijl hij er zelf niet was. Ik had er graag wat meer van willen horen omdat het zo'n intelligente man is. Maar het motief was duidelijk weer heel plat. Wraak nemen op zijn collega's.’ Het is duidelijk: Ferdi E. zou het in een misdaadroman niet goed doen. En In Cold Blood dan? Het klassieke moordboek van Capote wordt steevast aangedragen wanneer het faction-genre ter discussie staat. Maar zelfs Capote slaagt er niet in op papier het zinloze - de moord op een plattelandsfamilie in Kansas - zin te geven. In zijn essaybundel The Moronic Inferno veegt Martin Amis de vloer aan met Capotes stug volgehouden stelling dat de non-fiction-roman even ‘verbeeldingsvol’ kan zijn als een ‘echte’ roman: ‘Het is waar dat Capote (en Mailer) heel wat scheppingskracht en vakmanschap spenderen aan de non-fiction-vorm. Maar wat mist is morele scheppingskracht, moreel vakmanschap. De feiten kunnen niet gerangschikt worden om ze een morele zin te verschaffen. Wanneer de leeservaring voorbij is, blijf je achter met, simpel en alleen, moord - en met de menselijke vuiligheid en zinloosheid waarmee alle dood gepaard gaat.’ Moord en doodslag op papier bevredigen vooral de lagere menselijke instincten; het blijft lectuur voor de vakantiekoffer. De schrijver die het genre tot literatuur wil verheffen, tot Echte Grote Literatuur, zal zich niet in de eerste plaats met de werkelijkheid, hoe boeiend actueel ook, moeten bezighouden, maar met zijn verbeelding. |
|