Spaans-Amerikaanse diversiteit
Bloemlezingen met literatuur van over de grenzen oefenen veelal de functie van portier uit: ze laten schrijvers naar binnen die nog niet of onvoldoende bekend zijn en die een beter lot verdienen. Interessant worden deze bloemlezingen wanneer ze bovendien relevante verbindingslijnen tussen de verschillende auteurs weten te trekken. Behoort Tegendraadse tango's (Het Wereldvenster, 187 p., f 29,90) tot deze categorie? In de bundel staan verhalen van vrouwelijke auteurs uit Argentinië, Chili en Uruguay. De reden dat samenstellers Marika de Bakker en Anke van Haastrecht zich tot vrouwelijke auteurs beperken, ligt voor de hand: in Spaans-Amerika is literatuur niet langer uitsluitend een mannenaangelegenheid meer. Het is een gedachte die ook ten grondslag ligt aan de verleden jaar verschenen bloemlezing Brekend licht, die breder van opzet is. De vraag die zich opdringt is: waarom beperkt Tegendraadse tango's zich tot de drie zuidelijke landen van Spaans-Amerika? Uit het brokkelige nawoord begrijp ik dat ze een gemeenschappelijke traditie hebben: een sterke gerichtheid op het Westen en een relatief grote middenklasse. Deze sociologische omstandigheden weerspiegelen zich echter niet in de literatuur zelf, als ik af mag gaan op deze verhalen. De enige tendens die ik heb kunnen ontdekken is diversiteit, zowel thematisch als stilistisch. De beperking tot Argentinië, Chili en Uruguay is dan ook betrekkelijk willekeurig: verhalen van schrijfsters uit andere Spaans-Amerikaanse landen hadden zich heel goed thuis gevoeld in dit bonte gezelschap. De titel van de bloemlezing suggereert eveneens meer dan er is: met tango's hebben deze verhalen niets te maken, met tegendraadsheid evenmin. Dat geldt in het bijzonder voor de twee verhalen van Isabel Allende, de enige van het gezelschap die bij ons bekendheid geniet: ze zijn even gelikt als haar romans. Maar al is er veel onaardigs over Allendes werk
te zeggen, één ding is zeker: het heeft allure. Dat kan niet worden gezegd van de meeste andere verhalen in deze bundel. Ze missen, op het fraaie ‘Dood door schorpioen’ van Armonia Sommers na, raffinement: sommige zijn in hoge mate voorspelbaar, andere gaan mank aan een onbestemd soort fantasie, terwijl weer andere ontsierd worden door een onvoldoende beteugelde drang de lezer te willen overtuigen van de dramatiek van het verhaal. Ook als introductie van hier nog niet bekende auteurs stelt Tegendraadse tango's dus teleur. Het bevat literatuur waarvan het belang binnen de context van de respectieve landen van herkomst moeilijk te onderschatten is, maar die nog niet sterk genoeg is om buiten de nationale grenzen op eigen benen te kunnen staan. Voor de Nederlandse lezer is Tegendraadse tango's dan ook niet meer dan een betrekkelijk willekeurige verzameling verhalen die nog eens onderstreept dat de beste Spaans-Amerikaanse vrouwenliteratuur nog moet worden geschreven.
MS