[Een ijzeren bed]
Een ijzeren bed is gezonder, zindelijker en duurzamer dan een houten, daar ging volgens Charles van Ganzen, gespecialiseerd in Chambres à coucher style Louis XV, niets van af. Tegenover Boorman bekende Van Ganzen openhartig nooit iemand de raad te geven zich zijn eigen houten bedden op de hals te halen: ‘Rommel is het mijnheer, gemeen fabriekswerk, dat bij duizenden gemaakt wordt. Alles machinaal. In die Mechelse fabrieken gaat het hout er hier in en daar komen de bedden er uit. Het gaat daar net als in de bekende slachterijen van Chicago.’
Elsschots Charles Van Ganzen had het karakter dat onaangedaan bleef door de (slechte) smaak van zijn geachte clièntele; evenmin maakte hij zich druk over de querelle des materiaux - is niet juist een houten bed gezonder, zindelijker en duurzamer? - die onder meubelontwerpers periodiek woedt en afwisselend gewonnen wordt door hout, ijzer, aluminium of kunststof. Die strijd, en de opvoedende ideeën om ‘de massa’ te overtuigen van het belang van ‘verantwoord wonen’ vormen wederkerende thema's in de geschiedenis van het meubelontwerpen. De lage verkoopprijs van Meubeldesign van de 20ste eeuw (Taschen/Librero, f 29,90) maakt het boek bereikbaar voor de massa's, wat met design zelf nooit zo lukte - afgezien van de populariteit van de (jaren vijftig) niervormen en de zitzak (Piero Gatti, 1968/69) bleven de meeste ontwerpen door materiaalkeuze, ingenieuze verbindingen of conservatisme van de industrie slechts binnen bereik der gefortuneerden. Meubeldesign bevat alles: van de stoelen van Thonet, Henry van de Velde, Charles Rennie Mackintosh, Le Corbusier, Ludwig Mies van der Rohe, Marcel Breuer, Mart Stam, Charles Eames, tot Ettore Sottsass en Philippe Starck. Ook de goede bedoelingen staan er allemaal in: geen zitmachine of er zit wel een revolutionaire en menslievende gedachte achter. Hoogstens ontbreekt de ‘Kogel-stoel’ van Eero Amio (1966), maar de ligweide en leefkuil zijn present. ‘U zult beter vrijen, omdat u rustiger bent en meer ontspannen,’ beloofden de Weense pneu-designers Laurids Ordner en Günter Zamp ten aanzien van hun ‘kogelvormige, met lucht gevulde omhulsels van doorzichtig folie, waarin je moest kruipen via een sluis.’ Het boek doet oh's en ah's verzuchten, maar wekt
tevens de gedachte op aan het telkens opnieuw willen uitvinden van het wiel. Aan architect Mario Botta, aanwezig met de modellen ‘Quinta’ en ‘Seconda’ (staal, staalplaat met gaatjes, cylindrische ruggesteun van polyurethaan) werd gevraagd of hij ooit een stoel zou ontwerpen. ‘Zijn eerste reactie was: “Een stoel? Bij al die honderdduizenden stoelen die er al zijn?” Daarna begreep hij echter dat de geschiedenis van de mensheid niets anders was dan de geschiedenis van het steeds opnieuw ontwerpen van gebruiksvoorwerpen die iedere keer hetzelfde en steeds ook weer anders zijn.’
DS