Frictie
Mijn reactie op het stukje van Tamar over Charlotte Mutsaers' De markiezin in Vrij Nederland van vorige week was primair: hier wordt wel goed gemikt maar ook goed misgeschoten. Tamar verwijt Mutsaers een epigoon te zijn van Fritzi Harmsen van Beek. Al dat ‘Fritzi-achtige’ zou ik dan wel eens aangetoond willen zien, maar alles wat Tamar doet is citeren uit Neerbraak en niet uit De markiezin. Tamar schrijft dat ze verschillende recensies over het boek heeft gelezen. Dan is ze erg vergeetachtig. Daaruit had ze toch kunnen opsteken dat de verhouding Mutsaers-Harmsen van Beek niet langs de lijnen van het epigonisme loopt, maar berust op herkenning. In de catalogus van de tentoonstelling van Mutsaers' werk in het Gemeentemuseum Arnhem in 1985 schreef Harmsen van Beek een inleiding waarin staat: ‘Ja onze eerste ontmoeting was geen kennismaking, maar een herkenning.’ Dat Mutsaers en Harmsen van Beek elkaar sindsdien goed kennen en daar geen onnodig geheim van maken wordt nergens door Tamar gezegd, terwijl dat nu juist de verklaring is voor de verwantschap tussen de twee. Tamar suggereert nu dat Mutsaers een willekeurige epigoniste is. Dat is grotesk. Ze gaat er ook aan voorbij dat De markiezin juist gaat over twee personen die zich verwant aan elkaar voelen en soms verwisselbaar zijn, ja aan het slot één lijken te worden: dát is waar het boek onder meer over gaat. Verbazingwekkend is ook dat Tamar valt over het feit dat Mutsaers het in de herinneringen van een van de twee personages heeft over ‘Pappa en de moeder’. Deze afstandelijkheid ten opzichte van de moeder wordt Mutsaers vervolgens verweten. Kan men een schrijver daar een verwijt van maken, wanneer ze haar emotionele verhouding tot de vader en de moeder schetst zoals ze die schetst? Daar wij niets weten van Mutsaers' moeder nemen we wat ze over haar schrijft eenvoudig aan - we
kunnen moeilijk een onderzoek in gaan stellen of ze wel rechtvaardig is geweest. Nee, schrijft Tamar: ‘Alle liefde gaat zonder mankeren naar Pappa en alleen naar Pappa.’ Tamar zegt dat ze niet weet waarover het boek gaat. Dan heeft ze weinig moeite gedaan om te onthouden wat in de recensies staat die ze gelezen heeft. Het is ook vervelend dat Tamar doet alsof Harmsen van Beek in de Nederlandse literatuur over het hoofd wordt gezien (‘Ze is vast niet goed verkocht, ze is al vergeten’). Harmsen van Beeks Geachte muizepoot wordt geregeld herdrukt, Neerbraak is permanent als Salamander te koop en Mutsaers is de eerste om haar originaliteit rond te bazuinen. De vermeende negatie van Harmsen van Beek is derhalve een loze suggestie. De lezers van Nederlandse literatuur moeten er weer eens een schuldgevoel van krijgen omdat ze wederom iemand over het hoofd hebben gezien, en Tamar niet? Nee, niet wéér.
CP
Aan deze pagina werkten mee: Rudie Kagie, Carel Peeters, Diny Schouten en Peter van Zonneveld.