Habsburg tegenover Hitler
Martin Ros' kleurrijke visie op het Mayerlingdrama
Bloednacht Mayerling 1889-1945 door Martin Ros Hadewijch, 124 p., f 24,50
Jan Meyers
Dit voorjaar stond Habsburg volop in het nieuws. De wereld herdacht het heengaan van kroonprins Rudolf in het geboortejaar van de Habsburg-hater Hitler en in Wenen werd de laatste keizerin ten grave gedragen. Op 1 april jongstleden kreeg Zita toegang tot de keizersgroeve. Die middag werd het om drie uur plotseling zo donker dat de straatlantaarns aangingen, juist op het moment dat in de Stephansdom het Requiem van Mozart werd ingezet. Wie gevoel had voor symboliek, kon z'n hart ophalen.
Het van fin-de-siècle-decadentie doortrokken Mayerling-drama heeft altijd tot de verbeelding gesproken: het is tragisch, luguber, zedeloos, goddeloos, melodramatisch. Zoals bekend kozen Rudolf van Habsburg (30) en zijn minnares Mary Vetsera (17) vrijwillig de dood. Vanwege het kerkelijk standpunt inzake zelfmoord moest er wat gesjoemeld worden om de gelieven netjes rooms op te bergen: Rudolf in de historische grafkelder van de Habsburgers, Mary in een moeizaam in de bevroren grond uitgehakte kuil bij de abdij van Heiligenkreuz. Nauwelijks een jaar later waren er al vijf Mayerling-boeken op de markt, het begin van een stroom die nog altijd nadruppelt. Pas nog verscheen Rudolf, der Weg nach Mayerling van Brigitte Hamann. Er is moed voor nodig om aan die berg nog iets toe te voegen. Niet dat die geschriften nu allemaal even verhelderend hebben gewerkt. Het tegendeel was vaak het geval. Er is zoveel in de doofpot gestopt, tegengesproken, gefabuleerd, verdoezeld en glashard gelogen dat alleen de grootste optimist kan geloven dat er ooit volledige klaarheid in toedracht en motieven kan worden gebracht.
De opgebaarde kroonprins Rudolf, voordat zijn hoofdwond werd bijgewerkt met was
Met Bloednacht Mayerling preludeert Martin Ros op zijn grote fin-de-siècle-boek. Onmiddellijk springt de ondertitel in het oog: 1889-1945. Die wekt de verwachting van een originele benadering van het weinig originele onderwerp. Het zijn immers de jaartallen van Hitlers onzalig verblijf op aarde. Een kleine drie maanden nadat Rudolf zich voor de kop schoot, aanschouwde niet ver van daar Adolf Hitler het levenslicht.
Het schot in het jachtslot Mayerling betekende niet alleen het einde van Rudolf, ook dat van een politieke conceptie. Ros tekent Rudolf in de eerste plaats als een man met visie. Hij was een vriend van joden en de andere niet-Duitsers in het multiraciale Oostenrijk, schrijver, journalist, ornitholoog. Aan kleurrijke details geen gebrek! De jacht stond Rudolf tegen, uitgezonderd die op rokken. In totaal velde hij ‘slechts’ zeshonderd herten, een schijntje in vergelijking met de bijna vijftigduizend van zijn vader Frans Jozef. Wel legde hij op een jachtpartij de keizer bijna om, wat hem op slag van z'n Kronprinzenfieber zou hebben verlost.
De Habsburgse monarchie was een lappendeken van volken en talen. De zorgen om haar toekomst drukten Rudolf zwaar. Hij zag haar voortbestaan bedreigd, van binnenuit door de immer sterker wordende centrifugale krachten van nationalisme en racisme, van buitenaf door Duitsland, vooral toen Wilhelm II in 1888 keizer was geworden. Over hem sprak Rudolf deze visionaire woorden: ‘Wilhelm is de man van door God begenadigde beperktheid die hem het gevoel geeft een genie te zijn. Deze stier zal binnen vijfentwintig jaar’ (in werkelijkheid werden het er zesentwintig) ‘Duitslands toekomst volstrekt in het water doen vallen. Maar inmiddels zijn wij niets meer dan een treurige Pruisische provincie’ (dat duurde nog vijftig jaar).
In woord en geschrift keerde hij zich tegen de pro-Duitse koers van zijn land. Als geen ander vreesde hij de furor teutonicus. Volgens hem kon die alleen maar worden bedwongen door samen te gaan met Frankrijk en Rusland (dat hij aanvankelijk vanwege het panslavisme als tegenstander had gezien). Gelijk Kafka schreef hij zijn vader een lange brief, waarin hij profeteerde: ‘Wilhelm is nu nog Bismarcks Augustulus, maar hij zal de verschrikkelijke oorlogsheer worden. Hij zoekt uw vertrouwen, Majesteit, om het te misbruiken. Hij omarmt u om u geluidloos te verpulveren.’
De boodschap kwam niet over. Frans Jozef legde hem ongelezen terzijde. Tussen de conservatief-clericale keizer met de ziel van een geborneerde klerk en zijn liberale, erudiete zoon lag een wereld. Tot diens verdriet en Oostenrijks onfortuin bleef de oude heer maar leven. De dagen dat Habsburg zich gelukkig kon prijzen omdat het trouwde terwijl anderen oorlog voerden, liepen ten einde.