Brieven aan Salman Rushdie (8)
In de reeks ‘Brieven aan Salman Rushdie’ - Marga Minco, Koos van Zomeren, Hermine de Graaf, Willem Brakman, J. Bernlef, Willem van Toorn, A.F.Th. van der Heijden, Wanda Reisel, Herman Brusselmans en K. Schippers - licht schrijver Jan Siebelink toe welk besef hij heeft van de onverzoenlijkheid van het geloof der vaderen. Jan Siebelinks laatste boek is Schaduwen in de middag. Hij werkt aan een roman die als werktitel heeft De staat der ziel.
Ede, 10 mei 1989
Aan Salman Rushdie
Voor een Nederlands opinieweekblad maak ik een serie portretten van dode en levende schrijvers. De afgelopen jaren sprak ik met Milan Kundera, Nedim Gürsel, James Purdy en anderen. Ook met u zou ik een onderhoud willen hebben.
Wie ben ik? U heeft het recht te weten met wie u dan van doen heeft.
Ooit heeft iemand (ik meen dat het de Franse schrijver Georges Darien was) alle mannen gerubriceerd naar hun dominante smaak en hij kwam tot de volgende tweedeling: hommes à femme en hommes à argent. Zonder onverschillig te zijn voor vrouwen en geld, blijf ik bij deze indeling toch aardig buiten schot. Ik ben iemand die maar het woord God of godsdienst hoef te horen of iets in mij begint te trillen, hoort dat appel en geeft zich gewonnen. Niet om er beter van te worden. Niet om de hemel te verdienen. De liefde is van mijn kant volstrekt onbaatzuchtig. Net zomin als ik kan uitleggen waarom blauw mijn lievelingskleur is, kan ik mijn diepe liefde voor godsdiensten verklaren.
Vind ik ze allemaal even mooi? Prefereer ik de ene boven de andere? Ik geef toe dat ik vanuit mijn kinderjaren de wreedheid ken van een onverzoenlijke godsdienst. De beklemmende fascinatie die daarvan uitgaat kan ik meevoelen. Het oudtestamentische weten: ‘Mij komt immers de wraak toe, spreekt de Heere der Heerscharen!’ Wee die zijn geboden overtreedt: ‘Hij zal worden geworpen in de buitenste duisternis daar waar wening is en knersing der tanden.’ Een wrekend God die naar willekeur slaat en genade verleent. Hat zal in mij, meneer Rushdie, dus niet gauw opkomen zo'n God te minachten. Alleen de angst al om eeuwig verdoemd te worden!
Geachte Salman Rushdie, ik ben het produkt van de donkerste aller geloven, die ooit op aarde zijn uitgedacht. Een calvinistisch-piëtistische zijtak, die zich noch Hervormd, noch Gereformeerd, noch Artikel 31, noch Gereformeerde Gemeente, noch Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk noemt. (Ik zal ter gelegener tijd de verschillen proberen uit te leggen). Een geloof zonder naam. Zijn aanhangers durven zich zelfs geen christenen te noemen, bang dat zij daarmee al het oordeel over zich afroepen. ‘Want wie kan bestaan in Zijn toorn?’
Een geloof, alleen voor mannen. Mijn grootvader en mijn vader en vele van mijn ooms zijn door God persoonlijk geroepen, in een geruis van stormwind. Na die krachtdadige bekering wiesen zij op in kennis van God en Goddelijke zaken. Voor vrouwen was deze schriftuurlijke bevinding niet weggelegd. Mijn grootmoeder en mijn moeder werd te verstaan gegeven dat zij buiten de werking der eerste en der tweede genade stonden. Dus voor eeuwig verloren gingen. De kinderen ook.
Elke vorm van zelotisme is dit geloof vreemd. Niet dat anderen het heil niet werd gegund, maar God deelde dat uit, vrijelijk. Weet u hoe mijn grootvader en mijn vader hervormden, gereformeerden en katholieken noemden? Arminianen, pausen, antinomianen, leugenaars (van den beginne), verzoekers, beroerders (van Gods volk), naäpers van God.
Geachte Salman Rushdie, het is niet prettig om geroepene te zijn, want men krijgt in de tijd al met de eeuwigheid te maken. De uitverkorene wordt door een dal van godsgemis en ellendebesef geleid en de verschrikking van de dood wordt hem dagelijks voorgehouden. Ik zal u het stervensrelaas van die uitverkorenen besparen; ik wil u alleen zeggen dat het afsterven in eenzaamheid plaatsvindt, dat vrouw en kinderen slechts van grote afstand mogen toezien, want elk woord van een onbekeerde kan de ziel afhouden van eeuwig heil. Ze stierven allen, in diepe angst voor wat hun te wachten stond, met in elke haar een droppel zweet. Verre van mij dus dat ik over dit geloof een lasterlijk woord zou spreken. Te meer denk ik, dat wij een vruchtbaar gesprek met elkaar kunnen hebben en hoop ik snel iets van u te vernemen.
Intusen wens ik u alle sterkte. Blijf goed op uzelf passen. Ik geef u maar een woord door dat mij zo vaak is toegevoegd: ‘...want de duivel gaat niet alleen rond als een briesende leeuw, maar komt ook als een engels des lichts...’
Jan Siebelink