Kennis is goed maar het moet niet vervelend worden
Bedenkelijke essays over ‘nieuwe wetenschap’
Dwarsgebakken wetenschap door T. Maas (redactie) Uitgever Contact, 224 p., f 20,-
Jaap van Heerden
Ik denk soms dat de buitenstaander die zegt belangstelling te hebben voor de wetenschap zich in feite boven de wetenschap verheven voelt en voor de onderzoeker geen waardering heeft maar dédain. Dat geldt ook voor hen die de leek sterken in het idee op elk gebied toch vooral leek te blijven, want de ambachtelijke wetenschap is voor de dommen. Zo zijn de leek en zijn voorlichter de laatste twee universele geleerden. De indruk bestaat dat beschaafde belangstelling en specifieke deskundigheid elkaar uitsluiten. Je kunt niet het één en het ander zijn: algemeen ontwikkeld, met een gedetacheerde belangstelling voor de grote problemen van onze tijd én fanatiek toegewijd aan een probleem op een uiterst beperkt terrein. In deze visie wordt de onderzoeker snel getypeerd als een benard persoon die geen oog heeft voor de beperkte relevantie van de vraagstelling die hem obsedeert. Eigenlijk hoort in elke leek een deskundige te zitten, crying to come out. Maar die situatie tref je weer alleen aan in de wetenschap. Enige deskundigheid op enig gebied gaat bovendien ten koste van veel tijd en moeite. De huidige leek wil echter door de wetenschap geamuseerd worden. Kennisverwerving is voor hem een vorm van creatief televisiekijken. Wetenschap dient fascinerend, ontontspannend en vermakelijk te zijn. Maar zij moet niet veeleisend zijn, want er is geen beter inzicht dan het globale inzicht. Dat vinden ook veel studenten zodra zij iets moeten leren. Binnen deze mentaliteit is kennisverwerving geënt op de ideologie van de Zwitserse kostschool: terwijl het personeel zich aftobt leren de jonge dames en heren heel aardig pianospelen, bloemschikken en nog zoveel meer waar je later iets aan hebt.
Daarom vermoed ik dat de liefde voor de wetenschap van de buitenstaander dubbelzinnig is en soms verraderlijk. Zodra er iets van hem geëist wordt, wordt zijn sluimerende minachting virulent. De ware leek wil echter zo snel mogelijk op enig punt deskundig worden en er is geen aardiger leek dan de expert. Alle andere leken zijn vijanden van de wetenschap. Kennis is goed, maar het moet niet vervelend worden, vinden zij. Voor hen is het boekje bedoeld dat Ton Maas heeft samengesteld onder de lelijke titel Dwarsgebakken wetenschap. Die titel is echter in zoverre juist dat hij onverbloemd de eis tot uitdrukking brengt dat wetenschap smakelijk moet zijn.
Het boekje bestaat uit zeventien essays, in kwaliteit variërend van uitzonderlijk tot zeer bedenkelijk. Alle zijn bedoeld als voorlichting aan een breder publiek. Over het algemeen zijn de essays goed leesbaar, al bederft de parmantige zelfingenomenheid van een enkele auteur een redelijk zicht op de aangesneden kwestie. De stukken bestrijken de biologie, de psychologische functieleer, de wiskunde en de natuurwetenschap. En dan nog wel wat op elk van deze gebieden als geavanceerd geldt. Waarom ze te zamen gebracht? Omdat de stukken elk voor zich kunnen gelden als ‘kritisch’, ‘speels’ en ‘onconventioneel’, horen ze bij elkaar. Het is zoals Ton Maas in zijn inleiding zegt: ‘Wie van ons zit immers te wachten op een saai studieboek van een brave geleerde?’ Niemand toch. Voorzover dit boek beoogt belangstelling voor wetenschappelijke kwesties op te wekken door het contrast aan te scherpen met de feitelijke - kennelijk nogal dorre - wetenschapsbeoefening, is het in hoge mate misleidend. De samenstelling van deze bundel is willekeurig en aanvechtbaar. Dat de stukken met elkaar verbonden zijn omdat alle auteurs de gedachte tot uitdrukking brengen dat de onderzoeker onlosmakelijk deel uitmaakt van de wereld die hij onderzoekt, zoals wordt gesteld, lijkt mij een weinig bindende platitude. Bovendien is het de vraag wat daar nu zo baanbrekend aan is, als men bedenkt dat het onzekerheidsprincipe van Heisenberg, waar in dit verband naar wordt verwezen, ai stamt uit 1927. Ook is de verwijzing een onvoldoende bewijs dat er thans sprake is van een ‘nieuwe wetenschap’.
Deze bundel doet denken aan de bloemlezing die Hofstadter en Dennett samenstelden onder de titel The Mind's I (1981). Ook die bevatte onconventionele speculaties en gedachtenexperimenten. Maar er zijn belangrijke verschillen. In de bundel van Hofstadter en Dennett waren de stukken afgestemd op een centraal thema: het menselijke bewustzijn. De samenstellers zelf hebben zich over dat onderwerp een reputatie verworven door hun ongewone inzichten. In hun bundel wordt elke bijdrage gevolgd door een kritisch commentaar van een der samenstellers, zodat een gemeenschappelijke context gegarandeerd is en ten slotte geven zij een uitgebreid overzicht van literatuur die voor nadere bestudering in aanmerking komt. In de bundel van Maas is het onduidelijk wat de stukken verbindt en wat ze waard zijn in het licht van een dominerende vraagstelling.