Germ Oosterhof
Johannes - die van de Openbaringen - ziet in een visioen de wereld of een deel daarvan in vlammen opgaan. Hij krijgt de opdracht dit op te schrijven. Dát boek blijft eeuwenlang ongeschonden; waarschijnlijk vanwege de bizarre, angstaanjagende en met evocatieve gewelddadigheid vertelde verhalen die erin opgetekend staan. De naam van de roos van Umberto Eco (Nederlandse vertaling 1983) heeft veel aan het verblijf van de profeet op het eiland Patmos te danken. En ook dit boek kun je op verschillende manieren lezen: als een detectiveroman, als een allegorie, als een essay over taal en teken en, last but not least, als een vermakelijke parodie op het geestelijk leven (toen en nu). Het slot van deze roman is voor iedere rechtgeaarde lezer een apocalyps: een waardevolle bibliotheek gaat in vlammen op.
Zo snel als het boek van Umberto Eco zich onder een veeltalig publiek heeft verspreid, zo langzaam is het met Het martyrium van Elias Canetti gegaan. Dit boek werd voor het eerst gepubliceerd in 1935 onder de titel Die Blendung: pas in 1946 wordt het in het Engels vertaald onder de titel Auto-da-Fé (een woord van Spaans/Portugese herkomst dat zoiets als ‘geloofsdaad’ betekent: die geloofsdaad bestond meestal uit het verbranden van boeken of mensen). Ook dit boek eindigt met een brand in een bibliotheek; aanstichter hiervan is de waanzinnig geworden professor Peter Kien. Zijn lach - waarvan de echo's in Umberto Eco's roman doorklinken - is het laatste nog menselijke geluid dat de professor van zich laat horen; de taal houdt op.
‘Ik was net negentien geworden toen ik Het martyrium voor het eerst las en mijn fantasie al liet gaan over mijn toekomstige carrière als romanschrijver,’ schrijft Salman Rushdie eind 1981 in The Listener. Hij heeft het daarin over de ‘nouveau roman’ en haar belangrijkste vertegenwoordigers Alain Robbe-Grillet, Nathalie Sarraute en Marguerite Duras, schrijvers ‘wier boeken zo ijzingwekkend waren dat ze mij ervan overtuigden dat de roman dood was en dat dit de lijken waren’. Het landschap van deze romanciers omschrijft hij als een ‘arctische experimentele woestenij’.
Fragment uit het artikel van Salman Rushdie over Elias Canetti in The Listener van 3 december 1981
Het martyrium van Elias Canetti daarentegen redt hem uit dit barre landschap. ‘Toen ik het boek las - vervuld als ik was van al de eerzucht en de arrogantie van mijn negentien jaren - bespeurde ik niet alleen dat er nog leven stak in de oude vorm, maar ervoer tevens iets over datgene wat mij als schrijver voor ogen stond.’
De negentienjarige Rushdie komt tot de conclusie dat hij ‘een veelzijdige ontwikkeling’ en ‘een indrukwekkende structurele complexiteit’ moet combineren met ‘komische stralende ogen’. Zijn eigen boeken zouden ‘net als Het martyrium wonderbaarlijk gemakkelijk toegankelijk’ moeten zijn, en tussen haakjes voegt hij eraan toe: ‘Voor iemand wiens hoofd kort daarvoor nog verdoofd was door Finnegans Wake was het een waar genoegen te ervaren dat grote moderne romans zich inderdaad gemakkelijk lieten lezen.’
Rushdie weidt uit over Peter Kien, de buitengewoon geleerde maar van mensenkennis verstoken professor uit het boek van Canetti. Hij schrijft dat ‘Kien iemand is die een of andere waarschuwing belichaamt - inderdaad een waarschuwing, en wel juist voor die solipsistische kamergeleerdheid die in het geval van Kien in waanzin ontaardt’. Rushdie bewondert Canetti vooral omdat hij afstand heeft kunnen nemen van zijn ‘Boekenworm-held’. Dat is volgens hem ‘de kracht van het boek’.
Maar er is meer; in Het martyrium wordt niemand gespaard. ‘Professor en meubelverkoper, huisbewaarder en dief, allen worden opgelicht.’ En: ‘Daarnaast is het een profetische wereld. Het martyrium werd in het begin van de jaren dertig afgesloten. En toch is zijn analyse van de bronnen van het fascisme en het sleutelbeeld van de brandende boeken maar al te treffend.’
Onmiddellijk hierop volgt de zin die mij het diepst heeft getroffen: ‘Er zijn momenten in het leven van iedere schrijver waarop hij gewaarwordt dat wat hij als fantasie heeft opgeroepen, niets minder dan de letterlijke waarheid is; de nachtmerrie van Elias Canetti eindigde als de boze droom van de wereld.’ Rushdie denkt in dit verband aan de opkomst en verbreiding van het nazisme. Rushdie noemt in dit verband een aantal andere schrijvers die met boekverbrandingen te maken kregen. ‘Nog de afgelopen maand - november 1981 - richtte de machthebber in Indonesië een vreugdevuur op dat uit niet minder dan tienduizend exemplaren van romans van de meest gewaardeerde nog levende schrijver van dat land, Pramoedya Ananta Toer, die zelfs als eventuele kandidaat voor de Nobelprijs is genoemd.’
Ook William Shakespeare en Mark Twain werden volgens Rushdie aan de brandstapel overgeleverd, en wel door de Beweging van de Zwijgende Meerderheid. Eenzelfde lot treft een roman van Kurt Vonnegut: Slachthuis Vijf, op instigatie van het bestuur van een Ameri-
Vervolg op pagina 12