De wereld is net iets te bedorven
Joost Zwagermans ‘Gimmick!’: uitersten van ernst en karikatuur
Gimmick! door Joost Zwagerman Uitgever De Arbeiderspers, 235 p., f 29,90
Carel Peeters
Een roman als Gimmick! van Joost Zwagerman bevindt zich op de rand van kitsch en kunst. Daar wil hij zich ook bevinden, want daar houdt de Tijdgeest zich op en dat is een van de belangrijkste hoofdpersonen. De Tijdgeest grossiert hier in extremen en is doorgeschoten. Niets heeft meer waarde in zichzelf, alles en iedereen is zijn onschuld verloren, overal en altijd is alles nog slechts imitatie. In de menselijke verhoudingen domineert de public relation-strategie. Op de radio bespreken vrouwen en mannen voor het oor van de wereld hun seksproblemen en noemen alles bij de naam. De liefde bestaat alleen nog uit wat in vroeger tijden perversies heetten en die kunnen zonder ironie de vorm aannemen van een voorkeur voor anaal-sadistische masochistische heterofiele homoseks met een fixatie op navels en schaamlippen die beslagen zijn met klinknagels, die een fatale voorkeur hebben voor penissen waarvan de eikel is doorboord door een veiligheidsspeld. De onschuldige genotmiddelen zijn veranderd in drugs die nog net niet bij de sigarenwinkelier betrokken kunnen worden. De menselijke aankleding reikt van joggingpakken tot Van Gils-kostuums met op de revers een speldje van de Rotary-club, in de linker binnenzak enkele grammen ‘coke’. De kunst is een lachertje omdat iedereen maakt waar hij zin in heeft, zodat crucifixen betekenisvol kunnen worden gecombineerd met soepblikken van Andy Warhol. In de Tijdgeest ontmoeten de uitersten elkaar op de rand van ernst en karikatuur.
Wat voor de lezers die in de jaren vijftig begonnen te lezen de verhalen van Remco Campert waren (zoals Alle dagen feest) en voor die van eind jaren zestig, begin jaren zeventig Het Amsterdams dodenboekje van Hans Plomp, dat is Gimmick! voor de jaren tachtig. Het zijn zedenschetsen van de tijd, literatuur over de stemming en mentaliteit van degenen die zich los hebben gemaakt van de massa om die stemming met hun voelsprieten op te kunnen vangen. De boeken van Campert en Plomp zijn in vergelijking met Gimmick! voorleesboeken voor het slapen gaan. In de roman van Zwagerman slaat de beschreven verveling je op elke pagina tegemoet, niet door de onmacht van de schrijver maar door het vermogen van de schrijver om alles te tonen zoals hij denkt dat het in zijn realistische nachtmerrie is. Alle extreme fenomenen van de Tijdgeest worden in Gimmick! (de naam van een disco) met elkaar geconfronteerd en daar tussendoor loopt de vertellende hoofdpersoon Walter van Raamsdonk, kort Walter Raam genoemd, een jonge twintiger die niet beter weet dan dat de wereld een cul-de-sac is waar een dagelijkse apocalyps plaatsheeft zonder dat de mensen het merken: men heeft alles gehad. Het parool is slechts: ‘Get up, stay on the scene,’ afgewisseld met: ‘If you can't take it, fake it.’ De middelbare yuppie-wereld van zijn ouders staat tegenover de disco-entourage waarin zakelijke jonge kunstenaars met een cocaïneneus elkaar in gespierde taal voorhouden dat kunst trend is en dat het vooral de kunst is elke trend een nagellengte voor te zijn. Een roman als Gimmick! is kitsch omdat alles erin kitscherig is: het is allemaal voorstelbaar, zonder dat je er een roman over hoeft te lezen. Het is nauwelijks kunst omdat Zwagerman zijn hoofdpersoon grotendeels met die wereld laat samenvallen. Het is niettemin een met verve geschreven roman waaraan men kan
afzien dat het nog een hele kunst is om het meer dan tweehonderd pagina's zo vol te houden, zeker in de meer gevarieerde twee laatste delen. Het is een roman die men één keer leest en daarna nooit meer.
Joost Zwagerman, tekening Siegfried Woldhek
Walter Raam zit middenin de wereld van de phony kunstenaars, seks (alle categorieën), disco's, valium, porno, horror, cocaïne, tapes dit, tapes dat, video's, clips, ecstasy, de juiste broeken, jasjes en T-shirts (alles van bekende merken) en men is grotendeels ‘opgefokt’, ‘gestresst’ of verveeld. Zwagerman kan schrijven, zodat alles er geramd bij staat. Hij kan vele registers aan, maar het zijn bekende en onpersoonlijke registers, in tegenstelling tot die van Campert en Plomp. Zwagerman doet het op de Amerikaanse manier van Less Than Zero, zodat de verteller/schrijver een taalvaardige zombie, de paradox van de goed bij zijn verstand zijnde freak, wordt. Dit geldt voor het grootste deel van de roman, omdat Zwagerman doelbewust niet tussenbeide wilde komen als schrijver. Maar uit het feit dat hij vaak schaamteloos de toon leent van Salingers The Catcher in the Rye (‘of zo’, ‘ik bedoel’) valt op te maken dat hij ook iets meer heeft gewild. Die toon kan hij niet volhouden, omdat hij niet geschikt is voor de wereld waarover Zwagerman schrijft. Die wereld is net iets te bedorven, en zeker in het eerste deel is het volhouden tijdens het lezen, aangezien Raam daarin vooral in disco's staat en we dus die verschrikkelijke beschrijvingen krijgen van mensen die in een disco staan.
Gimmick! is een negatieve moraliteit. Zwagerman was in zijn debuut De houdgreep al gepreoccupeerd met echtheid en onechtheid. Daarin verliezen Adriënne en Ingmar na een optreden in een trendy videoclip hun adolescentenonschuld. In zijn verhalenbundel Kroondomein is de salonhoudende vriend der kunstenaars Oudenier (in het gelijknamige verhaal) een voorstudie voor Gimmick! Walter Raam zit wel tol zijn oren in een fake-wereld, maar hij heeft ergens gevoelens die daar niks mee te maken willen hebben. Hij roept wel als hardste fuck, shit, cunt and tits en hij naait en neukt er op los, maar dat is allemaal om hem bezig te houden. In zijn achterhoofd bevindt zich Sammie, het meisje dat het met hem heeft uitgemaakt en (pure kitsch) dat is genoemd naar het gelijknamige lied van Ramses Shaffy. Zij plaagt zijn ziel. Hij is de kunstenaar als leeghoofd conform de Tijdgeest, snuift, hangt, ligt en zwamt er op los, maar hij voelt nattigheid, al weet hij niet hoe hij het moet noemen. Alles is weliswaar ‘shit’, maar hij weet als enige dat zijn kunst niks voorstelt. Zijn vrienden Groen, Eckhardt en Stoop hebben het maar over nieuwe kunst die bestaat uit ‘anti-materie-transacties’, maar hij is blij als ze op een ander onderwerp overstappen, dan hoeft hij niet via deze onzin zo ongenadig met zichzelf geconfronteerd te worden. Gimmick! wordt door de aanwezigheid van die resten terughoudendheid bij Raam een moraliteit: hij doet maar tot op zekere hoogte mee, zodat alles om hem heen vanzelf een negatief aanzien krijgt. Hij heeft alle trekken van een jonge, niet armlastige proleet die zich verveelt, maar soms wordt het hem toch te gek. Hij weet alleen niet precies in welke mate. Hij gaat op vakantie om zich te bezinnen in Florence en logeert bij een vroeger vriendinnetje aan wie nu alles ‘fout’ is. Daar hoort hij ook niet meer bij. Bij zijn
welgestelde ouders maakt hij een feest mee en ziet zich omringd door geruite broeken en mensen die hem vragen wat hij van New York vond (een geestige passage). Hij verblijft met zijn vrienden op Tenerife en is niet blind voor de corruptie, de flagrante doortraptheid van zijn vrienden in financieel, kunstzinnig en seksistisch opzicht. Hij bezoekt zijn keurige cocaïnedealer die een façade van netheid ophoudt. Hij bezoekt zijn vriend Alex in een inrichting en gebruikt diens schilderijen om zich van een beurs van veertigduizend gulden te verzekeren. Tegenover mensen buiten zijn kring mag hij graag stangen en jennen.
Zwagerman beschrijft in Gimmick! een periode van een halfjaar, van oktober tot april. De rode draad is de ophanden zijnde tentoonstelling The Amsterdam Dream die in het Stedelijk Museum in Amsterdam gehouden zal worden en waar hij en zijn vrienden met hun werk zullen hangen (‘Groen, jij en ik, wij zullen de drie kunstenaars zijn die uiteindelijk het gezicht van de Nederlandse beeldende kunst zullen bepalen,’ zegt Eckhardt). Aan het slot wordt die tentoonstelling geopend, maar Raam heeft er alleen oud werk hangen. Hij kon niks nieuws bedenken. Hij snuift zich wezenloos aan cocaïne en het feest eindigt met vechten in het Amstel Hotel.