Thrillers
Wat moet je doen als een krankzinnige net je zoontje met een zelfgemaakte vlammenwerper om het leven heeft gebracht? Zo'n situatie is eigenlijk te aangrijpend om de vraag te kunnen stellen, maar privé-detective Fred Carver doet het toch. Proberen de emoties af te weren totdat de dader bekend is en die dan voor zijn kop schieten, dat is zijn plan in Verzengende Hitte van John Lutz (Bzztôh, f 24,50). Ogenschijnlijk is de dader al vlug bekend. Het is de gestoorde zoon van een multimiljonair uit Florida. Carver, gehinderd door zijn kreupele poot, maakt jacht op hem in de zomerse hitte waar deze Amerikaanse staat om bekend staat. Dat gebeurt weloverwogen en begeleid met allerlei diepe gedachten over het leven. Carver is iemand die zijn emoties wel erg goed kan afweren. Aan de ene kant is dat maar goed ook omdat de vermoedelijke dader de echte dader niet blijkt te zijn. Aan de andere kant zouden meer wraakgevoelens wel zo opwindend zijn geweest. Is Carver nu zo'n koude kikker of moet je zijn optreden zien als een uiting van depressiviteit? Duidelijk wordt wel dat Lutz wil schrijven voor de mens die nadenkt. Jammer is dat hij een nogal armoedige intrige heeft bedacht om het verhaal op gang te houden.
Wie echt wil weten hoe gruwelijk het leven kan zijn, moet The Way We Die Now van Charles Willeford lezen (Ballantine, f 13,95) dat ook al in Florida is gesitueerd. Hoke Moseley, de hoofdpersoon, is gewoon een politieman. Waarom de mens zo idioot in elkaar steekt, vraagt hij zich niet af, maar wel wat je ertegen kan doen. Hij maakt zich zowel druk om de pesterijen van de nieuwe chef die roken op kantoor en ver daarbuiten tot een overtreding heeft gemaakt, als om de moord op arme Haitiaanse immigranten. Dankzij zijn onverzettelijke opvatting dat een mens op de wereld is om zijn werk goed te doen, zijn er maar weinig saaie dagen in het leven van Moseley. Uit puur lijfsbehoud moet hij een eenogige psychopaat met een stuk ijzerdraad het andere oog uitsteken en uit een ander soort lijfsbehoud leegt hij onderweg het asbakje van zijn politiewagen. Tegen schorem moet je hard optreden en problemen met meerderen moet je ontlopen. Moseley is een praktisch ingesteld mens, maar hartelijkheid bezit hij ook. Het duurt wel even voordat je dat in de gaten hebt.
Het werk van Sue Grafton is ook in het Nederlands te krijgen. Zo verscheen onlangs D van Doodslag (Bzztôh, f 27,50). Het is de vertaling van ‘D Is for Deadbeat’ dat in deze rubriek in september vorig jaar werd besproken. Grafton schiep een vrouwelijke privé-detective die enerzijds het chaotische van de gemiddelde huisvrouw vertoont, maar anderzijds toch ook weet dat aan het eind van de dag de boel aan kant moet zijn. Het einde van dit verhaal speelt zich af op de dakrand van de zesde, en hoogste verdieping van een kantoor. Ook in vertaling blijft het een mooie, spannende scène.
Fridrikh Neznansky is een Russische emigrant die politieromans schrijft die zich in Moskou afspelen. In Operation Faust (Corgi, f 16,55) trekt hij alle registers open. In een Moskous metrostation wordt een bom tot ontploffing gebracht, wat de politie op het spoor brengt van een samenzwering die in het Rome van Caligula niet zou hebben misstaan. De hoofdpersonen moeten zelfs naar Afghanistan afreizen om deze zaak tot op de bodem uit te zoeken en hoewel het gevaar om elke hoek op hen staat te wachten, weten ze toch alles tot een goed einde te brengen. Op zich is het een verhaal dat je in je halfslaap zou kunnen lezen en toch nog begrijpen, als Neznansky ook niet zo'n groot blik agenten met hun ellenlange Russische namen had opengetrokken. Niet alleen wij schijnen die Russische namen moeilijk te vinden, maar ook de Russen zelf, want anders zouden veel personages vast niet ook een korte koosnaam hebben. Het is een hele kunst om zo een peloton agenten uit elkaar te houden en omdat het enige waar men in Rusland geen gebrek aan heeft ambtenaren zijn, ben je na een paar bladzijden of je slaap helemaal kwijt of schuif je in een onrustige droom.
Het heeft iets vertederends een sukkel boven zichzelf te zien uitgroeien. Die ontwikkeling kun je enigszins volgen in Murder van Parnell Hall (Onyx, f 13,95), waarin een amateurspeurder om de buurvrouw te helpen zich in de nesten weel te werken. Helaas verandert de sukkelachtigheid gaandeweg in een soort geslepenheid, waardoor je minder voor de hoofdpersoon gaat voelen. Hij is het hulpje van een advocaat in New York en schrijver in zijn vrije tijd. Zijn angst om klappen op te lopen in zijn dagelijks werk en zijn nieuwsgierigheid, die elke schrijver moet hebben, wisselen elkaar af. Als de buurvrouw bekent dat ze in haar vrije tijd de hoer uithangt, maar alleen omdat ze gechanteerd wordt, wint de nieuwsgierigheid het en niet alleen om de video te pakken te krijgen waarop de buurvrouw in alle standen is te zien. Mag je trouwens van zo'n filmpje genieten, vraagt de hoofdpersoon zich af als hij ervan zit te genieten.
De hoofdpersoon uit The Comic Book Killer van Richard Lupoff (Bantam, f 13,95) is een echte sukkel. Alleen al het feit dat hij tevreden in San Francisco rondrijdt in een Hyundai geeft dat aan. De man verdient zijn brood als medewerker van een verzekeringsfirma. Zijn taak is om na te gaan of schadeclaims serieus zijn en niet bedacht om de firma op te lichten. Een claim voor een kwart miljoen dollar wegens gestolen stripboekjes lijkt een klassiek voorbeeld van oplichting, maar gaandeweg wordt duidelijk dat verzamelaars van strips wel degelijk veel geld willen uitgeven. Niet alleen heeft de hoofdpersoon de verkeerde auto, hij heeft ook een rare naam en een moeder die gestoord is. Het is verder duidelijk dat hij op kantoor wordt vernederd en dat vrouwen hem in de war brengen. Door zijn werk serieus te nemen wordt het toch nog een leuk en spannend verhaal en dat de auteur er tegelijkertijd een kleine encyclopedie van het stripverhaal van heeft gemaakt, neem je dan op de koop toe.
THEO CAPEL