Brieven aan Salman Rushdie 4
Na de brieven van Marga Minco, Koos van Zomeren, Hermine de Graaf, Willem Brakman, J. Bernlef en Willem van Toorn een uitvoerige brief van A.F.Th. van der Heijden, die ingaat op de merkwaardige belevenissen van een schrijver in Nederland die in het verleden en nu op het islamitische fundamentalisme stuitte.
Amsterdam, 13 april 1989
Aan Salman Rushdie, adres onbekend
Toen ik ergens eind september van het vorig jaar in de Amsterdamse Athenaeum Boekhandel zat te wachten om voor de microfoon van de stedelijke omroep kort te worden geïnterviewd over een nieuw te verschijnen roman, luisterde ik naar een vertegenwoordiger van Penguin Nederland, die voor dezelfde microfoon een gloedvol betoog hield over The Satanic Verses.
Het was mijn eerste kennismaking met uw boek, en ik vroeg me af of ik het ooit zou lezen.
De deuren van de boekhandel stonden wijd open naar een gouden nazomerse dag. De bediening van de klanten ging, met zacht rumoer van de kassa, gewoon door. Het enig hinderlijke was misschien het voortdurend rinkelen van de op het programma aangesloten telefoon - die niet werd opgenomen, omdat iedereen wist dat het hier om een medewerker van de stadsomroep ging, een vriend van me, een practical joker, die in de uitzending wilde zeggen dat hij ‘nog vijftig piek van me te goed had’. Kortom, niets wees erop dat het dikke boek dat daar in z'n wonderlijk blauwe omslag lag te glimmen tussen twee microfoons niet minder dan een tijdbom was, waarvan het getik pas maanden later - maar dan als het dreunen van een hamer op een aambeeld - hoorbaar zou worden.
U zult zich nog wel herinneren hoe in de zomer van 1980 met name Parijs tijdelijk veranderde in één grote islamitische schiettent. Iets van de gebeurtenissen verwerkte ik later dat jaar in het - nogal contemporaine - slotdeel van een romantrilogie die ik al een paar jaar bezig was te schrijven. Dat slotdeel is nog steeds niet verschenen, maar eind 1988 gaf ik, hors commerce, het fragment over de ‘schiettent’ in druk, nota bene bij wijze van nieuwjaarsgeschenk. Ik lees daarin zinnen uit 1980 als (naar aanleiding van de moordaanslag op ex-premier Bakhtiar): ‘De wrekende arm van de imam van Qom reikt ver, al richt hij soms wat slordig.’
En: ‘De diepgelovige opdrachtgevers tot deze terreurgolf wassen hun handen in een islamitisch spreekwoord: “Tot bidden rest weinig tijd, wanneer eerst de duivel gestenigd moet worden”.’
Zegt u dat wel.
Hoezeer dergelijke passages uit 1980 opnieuw een boze actualiteit dreigden te krijgen, bleek pas goed toen ik op een winterochtend genoemde vertegenwoordiger van Penguin Nederland tegen het lijf liep op de Amsterdamse gracht waar ik mijn werkruimte heb. Hij had niet meer de rode konen van literair enthousiasme, maar zag asgrauw, een beetje gelig zelfs. Hij was, zo vertelde hij, een paar keer met u ‘op stap geweest’ (waarmee hij ongetwijfeld allerlei promotieactiviteiten met betrekking tot The Satanic Verses bedoeld zal hebben) en nu hield de politie een oogje op zijn huis. Tijdens ons korte gesprek spiedde hij voortdurend in beide richtingen de gracht af. Hij overwoog, zo vertrouwde hij me nog toe, ‘maar eens een weekje of wat naar een ver eiland op vakantie te gaan’.
Uitgevers, schrijvers... u sleurde iedereen in het over u uitgesproken doodvonnis mee. Ik hoop niet dat het al te pathetisch klinkt wanneer ik zeg dat ik die dag als een enigszins ander schrijver mijn werkkamer binnenging, misschien een beetje als de vredige hoefsmid die bij het betreden van zijn smidse te horen krijgt dat hij voorlopig maar beter zwaarden kan smeden.
Bijna een compleet ander mens werd ik door die lynchpartij in Den Haag. Ik heb het over een demonstratie van moslims waarbij om uw hoofd geschreeuwd werd, en in één moeite door het produkt van dat hoofd op van de nazi's bekende wijze werd verbrand.
U werd daar gelyncht - gelyncht bij verstek. Het was de dag dat, met gebruikmaking van mijn tolerantie, mijn tolerantie werd vermoord. Als dit cryptisch klinkt, komt dat doordat de verhoudingen inderdaad zeer cryptisch geworden waren.
Lynchpartij en boekverbranding in een land waar doodstraf en censuur ver achter ons leken te liggen, en waar, terwijl het gewoon doorregende, langzamerhand een klimaat was ontstaan waarin de opgejaagden der aarde en hun goden zich konden vestigen. Mijn eigen hoofd was intussen een soort slagveld geworden, waarop schaamte en woede al even zinloos om de voorrang vochten.
Bij de in- en uitgangen van het Amsterdamse warenhuis De Bijenkorf staan al jaren, lange perioden achtereen, anti-Khomeiny-strijders die het winkelende publiek geplastificeerde plaatjesboeken vol Iraanse executietaferelen voorhouden, met het verzoek om een ‘handtekening tegen Khomeiny’. Ze hebben mijn argwaan nooit geheel kunnen wegnemen, want wie hun verzekert zijn handtekening ‘al te hebben gezet’, wordt tot in de winkel achtervolgd met de dwingende, bede nóg eens te tekenen: ‘Hoe meer, hoe beter. Ook van dezelfde persoon.’ (Wat is een petitie dan nog waard?)
Rond de tijd dat dat waanzinnige ‘doodvonnis’ tegen u werd uitgesproken, raakte ik voor De Bijenkorf met zo'n Khomeiny-tegenstander in discussie over de affaire-Rushdie. Tot mijn verbijstering bleek deze wakkere colporteur met zijn openwapperende klapper vol fundamentalistische gruwelen nauwelijks minder fel gekant tegen The Satanic Verses en zijn auteur dan de door hem met handtekeningen bestreden Khomeiny. Ik hoopte (en hoop nog steeds) dat ik van al die anti-Khomeiny-strijders de verkeerde getroffen had, maar sinds sommige kranteberichten melding maakten van Khomeiny-tegenstanders die - zij het wat voorzichtiger dan de rest - meedemonstreerden met dat lynchen-bijverstek in Den Haag, waarbij portretten van de Geestelijk Leider in de bomen hingen, vrees ik het ergste, namelijk: dat u van die zijde ook weinig te verwachten heeft.
Trouwens, hoe moeilijk het ook in het andere kamp is om consequent te zijn ondervond ik zelf na mijn afzeggen van de zogenaamde ‘Schrijversmarkt’ zoals georganiseerd door datzelfde warenhuis De Bijenkorf, waarvan de directie besloten had uit veiligheidsoverwegingen, of in ieder geval ter geruststelling van het personeel, The Satanic Verses uit het boekenaanbod te verwijderen. (U moet door deze brief welhaast de indruk krijgen dat ons sociale en politieke leven - de discussies, de conflicten - zich voornamelijk rond De Bijenkorf afspelen. Nou ja, enfin, de oude Grieken hadden hun marktplein, wij hebben het ruim gesorteerde warenhuis De Bijenkorf: negenennegentig van de honderd titels die u zoekt hebben ze zeker.) Een heleboel uitgenodigde schrijvers zegden af, en ten slotte werd de hele manifestatie maar afgelast.
De avond volgend op de middag van de niet doorgegane Schrijversmarkt was ik te gast op een in het kader van de Boekenweek georganiseerde Nacht van het Boek in de stadsschouwburg van Eindhoven. Voordat het programma begon, werd aan de kassa door een onbekende een stapeltje brieven bezorgd - voor iedere optredende schrijver één. Op elk van de groot-formaat-enveloppen was een lila bloesemtakje vastgeplakt dat gemakkelijk in het snaveltje van een duif zou hebben gepast. Verdacht vredelievende brieven. Twee van de organisatoren kwamen nerveus met het pakje mijn kleedkamer binnen. De ene stelde zich aldus aan me voor: ‘Eh... ik ben de vertegenwoordiger van... eh, laten we zeggen... die boekhandel, zullen we maar zeggen, die dit gebeuren sponsort.’ En tot de ander: ‘Die brieven kunnen we niet zomaar aan de heren schrijvers geven. Ik stel voor ze eerst, op de een of andere manier open te maken. Er kan wel godweet wat in zitten...!’
Hij dacht aan bombrieven, ‘in verband met die Rushdie-toestand’. Tenslotte waren er onder de uitgenodigde schrijvers ondertekenaars van een paginagrote advertentie tegen Khomeiny's doodvonnis... Giftig poeder, of vitriool, dat bij opening van de envelop de geadresseerde in het gelaat zou stuiven of spritsen was wel het minste, naar hij dacht.
Ik protesteerde - maar niet helemaal van harte, merkte ik. ‘Persoonlijke brieven zijn heilig. En bovendien... of u gaat de lucht in, of wij. Dat is nou echt lood om oud ijzer.’
Met zichtbare tegenzin bracht de man zijn door bloesem gecamoufleerde bombrieven langs de verschillende kleedkamers. Geen explosie weerklonk. De grote enveloppen bevatten een protestschrijven van de locale querulant, die van de organisatie geen toestemming had gekregen om tijdens de Nacht van het Boek op zijn manier de affaire-Rushdie voor het voetlicht te brengen.
In de loop van de nacht werd mij langzaamaan, onder groeiend onbehagen, duidelijk dat niemand minder dan - alweer - datzelfde warenhuis De Bijenkorf (filiaal Eindhoven dit keer) sponsor van de literaire manifestatie was, - wat meteen verklaarde waarom de vertegenwoordiger van hun boekenafdeling zich zo omzichtig had voorgesteld.
Ik pieker nog over een schijnbare tegenstrijdigheid in het denken van deze boekenbij. Als de avond gesponsord werd door De Bijenkorf, die immers The Satanic Verses de deur uit had gemieterd, hoe kon de man dan postale bomaanslagen van islamitische wrekers tegen de door hem betaalde auteurs verwachten? Of verwachtte hij mogelijk bombrieven uit de hoek van Rushdie-sympathisanten?
Ik schets u deze anekdote om te laten zien hoe ook hier in Nederland de hele kwestie, tot in de onbeduidendste provincieplaats en tot in de kleinste uurtjes, tot ketens van misverstanden heeft geleid; en misschien ook omdat mij de parallel opviel met het pakje goedbedoelde, maar voor uw redding ontoereikende brieven dat u binnenkort, langs een omweg, uit Nederland ontvangt. Een toefje bloesem, meer niet. Het is in elk geval iets.
Ik ben, door het lezen van biografieën, wel eens jaloers geweest op de grootse tragiek in het leven van deze of gene schrijver. Ik heb mijn best gedaan enige jaloezie te koesteren jegens de tragische wending in uw leven en carrière, maar dat is me niet gelukt; hier resten slechts verbijstering en sprakeloosheid - al heb ik dat laatste een beetje proberen te bestrijden.
De geruchten willen dat u in Zwitserland verblijft. Als die kogelvrije vesting van bergen ten minste twee wereldoorlogen heeft tegengehouden, kan hij u ook wel beschermen tegen de heilige wraak. Daarover dient men zich minder zorgen te maken dan over hoe het straks verder moet. Stel, de zaak wordt gesust, en Khomeiny trekt zijn waanzinnige, onwettige vonnis in. Er zal er, ook nadat de huurmoordenaarsgelden aan de donateurs zijn teruggegeven, altijd wel eentje overblijven die, zonder er in zijn portemonnee wijzer van te worden, zijn martelaarsplaatsje in het paradijs veilig wil stellen, en aldus u zal beletten naar uw glazen huis in de bewoonde wereld terug te keren. Dan zou de literatuur zijn martelaar hebben. Maar de literatuur heeft daaraan veel en veel minder behoefte dan die ándere wereld van fictie, die van de fanatieke religies. De literatuur heeft behoefte aan zeer levende, scheppende schrijvers, die hun vrijheid van scheppen kunnen bevestigen door een ongehinderde verschijning in het openbaar, zo eenvoudig is dat.
Maar het is niet eenvoudig.
Hopelijk komt u daar aan werken toe, en hebben ze met hun psychische terreur u niet ook dat nog afgenomen. Ja, het zou goed zijn om de tegenstander spoedig via een nieuwe boekpublikatie te laten zien hoe ongebroken u bent, ondanks de gedwongen ballingschap in de nachtmerrie. Ik wens u daarvoor alle benodigde kracht toe.
A.F.TH. van der Heijden