Psoriasis
De kern van dit intiem onthullende boek is de verbazing over het ‘wonder, de eigenaardigheid dat het bewustzijn is geplaatst in het ene lichaam en niet in het andere’, hoe ieder van ons het middelpunt van het universum is. Het ‘ene lichaam’ dat hemzelf is toebedeeld vormt een groot deel van zijn onderwerp: hij lijdt of heeft geleden aan psoriasis, stotteren, astma, een ziekelijke angst voor spinnen en andere insekten, een moeilijk gebit (‘Mijn bijdrage aan de oorlogsinspanning was mijn gebit’). Een paar van die dingen lijken misschien iets te gewoon om het gedetailleerde verslag te rechtvaardigen dat hij ervan doet (maar Updike is net zo geboeid door de alledaagse ervaring als Joyce was). Zijn huidkwaal is echter niet alledaags: volgens hem heeft die een beslissende invloed gehad op zijn karakter en zijn leven, en het essay dat erover gaat is het boeiendste van de zes waaruit Self-Consciousness bestaat.
Psoriasis en de remedies ertegen brengen Updike tot een beschouwing van de aard van zijn verhouding tot de wereld. De toestand van zijn huid heeft een verborgen schakel gesmeed ‘met de jaargetijden, met de zon en met mijn moeder’ (hij heeft de kwaal geërfd van zijn moeder; zonlicht was jarenlang de remedie bij uitstek). Updike's huid voerde hem naar duinen, stranden en de tropen, hield hem uit het leger, beïnvloedde zijn beroepskeuze, zijn leven als echtgenoot en ouder, zijn seksualiteit, zijn creativiteit, ja zelfs zijn band met de metafysica, want ‘de psoriasislijder strijdt voor filosofie, voor thoughts that are more than skin deep’ - gedachten die dieper dan de oppervlakte gaan. (Helaas voor de vertaler betekent ons ‘onderhuids’ iets anders.)
Daarnaast is er het feit dat Updike stottert, iets wat hij in verband brengt met een algemene neiging tot claustrofobie, een besef van de smalte van de ‘gangen waarlangs het ik communiceert met de wereld’, en van de spraak, van de ademhaling zelf, die als problemen niet moeten worden veronachtzaamd. Updike is par excellence een schrijver die niets veronachtzaamt, die een en al trillende aandacht is. En hij verheft zijn intense bewustzijn van zijn ik en zijn gevoel tot een universele theorie: het zelfbesef staat naar zijn mening zowel gelijk aan kunst als aan religie, aangezien alle drie zich bezighouden met de zingeving aan de wereld, alle drie manieren zijn om ordening in de wereld aan te brengen. Het zelfbesef is God, en ‘het universum heeft een persoonlijke structuur’.
Philip Roth besluit The Facts met een negatieve kritiek op het boek door zijn denkbeeldige alter ego Zuckerman, die tegen Roth zegt: ‘Niet uitgeven - je bent veel beter af wanneer je over mij schrijft dan als je “accuraat” verslag doet van je eigen leven.’ Updike besluit Self-Consciousness met zijn ‘ik’ dat tegen de auteur zegt dat hij het maar uit moet geven: ‘Tenslotte is het alleen maar door Updike geschreven; het heeft niets met mij te maken.’ Het is maar al te typerend dat Roth zich afsplitst naar buiten en Updike naar binnen, waarbij Zuckerman Roths boek te innerlijk vindt en Updike's ‘ik’ zijn boek eigenlijk helemaal niet innerlijk vindt. Toch ligt achter die op het oog zo tegengestelde ironisch-defensieve strategieën dezelfde boodschap: het leven - het ware ik, de werkelijke feiten - wijkt immer voor het achtervolgende bewustzijn, dat het wil grijpen maar dat gelukkig niet kan, en dus blijft proberen, schrijven, leven.
■
THE FACTS
door Philip Roth
Uitgever Jonathan Cape, 195 p., f 52,80
Importeur Consul Books
Nederlandse vertaling:
DE FEITEN
Vertaling Else Hoog
Uitgever Meulenhoff, 214 p., f 34,50
SELF-CONSCIOUSNESS
door John Updike
Uitgever Alfred A. Knopf, 257 p., f 48,90
Importeur Van Ditmar