Wat een tinnef!
Kurt Hofmann is een Oostenrijkse radiojournalist die lokale beroemdheden voor de microfoon sleurt en de verschrikte geluiden van zijn slachtoffer uitzendt als ‘diepteïnterview’. Helaas heeft hij ook Thomas Bernhard gestrikt en helaas heeft een uitgever zijn materiaal in boekvorm uitgebracht: Kurt Hofmann, Aus Gesprächen mit Thomas Bernhard (Löcker Verlag; 125 p., f 47,60). Omdat het verschijnen van het boekje nagenoeg samenviel met Bernhards overlijden, krijgt het onbedoeld de kracht van testament. Onduidelijk blijft of Bernhard de tekst geautoriseerd heeft, maar het is hoe dan ook een hem onwaardig afscheid geworden.
Thomas Bernhard, ets van J.T. van Heiningen
Toen Bernhard in 1963 zijn eerste grote boek publiceerde, de roman Frost, was dat een mijlpaal in de Duitse literatuur: zo extreem, zo nihilistisch had zelden iemand het leven getekend. Het liet zich op dat moment alleen vergelijken met het werk van Beckett; in Duitsland zelf moest men teruggaan tot de romantiek (Jean Pauls ‘Rede des toten Christus vom Weltgebäude herab...’ en de ‘Nachtwachen des Bonaventura’) om soortgelijke wanhoopskreten te horen. Het boek heeft de sfeer van Lear op de heide: in een vele tientallen pagina's durende monoloog praat de wanhopige schilder Strauch de wereld en al haar waarden aan flarden. Wat overblijft is ziekte, angst, onmacht, dood. Strauch lijdt aan de soort lucide gekte die zijn toehoorder, een medisch student, sprakeloos houdt - en de lezer ademloos. Zo radicaal was het nihilisme van Frost, dat een volgend boek van Bernhard, als hij iets ‘anders’ had willen schrijven, feitelijk alleen volstrekt tegengesteld had kunnen zijn. In plaats daarvan schreef hij, met kleine variaties, hetzelfde boek nog een keer (Verstörung). En nog een keer (Das Kalkwerk). En nog een keer (Korrektur). En... Maar Bernhard zegt het zelf zo aardig tegen Hofmann: hij vertelt hoe hij als kind zijn grootmoeder schrik aanjoeg door achter een gordijn te gaan staan en zijn hand op haar schouder te laten vallen. Maar niet te vaak, want dan werkte het niet meer. De lezer nu, die een nieuw boek van Thomas Bernhard opensloeg, wist al dat die hand weer naar beneden zou komen. En het werkte niet meer.
Naast zijn proza begon Bernhard ook toneel te schrijven, in totaal een kleine twintig stukken; het werd zijn doorbraak naar een groter publiek. De uitzinnig monologiserende figuren van zijn boeken verschenen nu, in vereenvoudigde vorm, op de planken. Daarbij verloren ze hun grimmigheid en werden komiek: Bernhard lette op het schellinkje. De bewonderaar van het eerste uur haalde ongemakkelijk de schouders op.
De ommekeer kwam pas met een boek dat Bernhard uitdrukkelijk niet als roman maar als autobiografie liet aankondigen, Die Ursache (1975). Het bevatte de vertrouwde maniakale woordenstroom, maar spreker én onderwerp was dit keer... Thomas Bernhard zelf. De sublieme metafysische klacht van zijn eerdere werk was verworden tot klein beklag. Bernhard wilde zichzelf opnemen in zijn eigen galerij van geniale gekken: Selbstinszenierung, zoals dat in het Duits zo fraai heet.
Er volgden nog vele boeken (delen autobiografie, romans en toneel), met een gemiddelde van twee per jaar; het een wat beter, het ander wat minder, maar allemaal waren het derivaten van zijn eerste romans en zijn eerste stukken. Zijn laatste, het stuk Heldenplatz, schreef hij niet alleen, maar hij ensceneerde ook zelf het obligate ‘schandaal’. Een Oostenrijks schandaal welteverstaan; niemand wist beter dan Bernhard hoe hij dit eeuwig zieke land met een vingerknip tot oprispen kon brengen. Alle ophef evenwel kon niet verhullen dat het geen sterk stuk was. De oude bewonderaar zuchtte. In een televisie-interview vergeleek Bernhard zichzelf met een clown die het publiek gaf wat het wilde. Men zweeg devoot, maar het was wáár.
En nu zijn er dan de gesprekken met Hofmann, alweer genoteerd in de vorm van monologen. Of ‘vorm’? Dat is teveel gezegd voor deze onsamenhangende, krachteloze Kaffeehausklatsch. Er zal de nodige drank zijn gevloeid: Thomas Bernhard, de aarstnegativist, nimmer in het openbaar betrapt op een positief woord, brengt het zelfs tot een gesuikerd loflied op Portugal! Het was groots, het is grotesk. Dat ik mij aan Hofmanns lorrige boekje zo erger, moge bewijzen hoe hoog ik Bernhards vroege werk nog altijd heb. Een produkt als dit echter laat zich op maar één manier karakteriseren: Pfui Deibel, so a Schmarrn!
HWB