Pockets
Als het maar niet stil is in huis. Talloze mensen zetten hun radio of televisie aan om een permanent achtergrondgeluid te horen. Veel mensen bellen blijkbaar ook 06-lijnen om uren over afstand te kunnen kletsen, desnoods met wildvreemden. In de Verenigde Staten is de laatste jaren een nieuw fenomeen opgebloeid dat deze beide vormen van behoefte aan geruststelling en contact in zich verenigt: praatradio. Men kan er afstemmen op stations die vierentwintig uur per etmaal gepraat uitzenden, onder leiding van een gastheer of -vrouw. Mensen kunnen bellen en in de uitzending hun opvattingen, klachten, problemen of geheimen voorleggen aan de anonimiteit van duizenden luisteraars. Deze shows zijn vaak een gigantisch commercieel succes. De presentatoren zijn psychiater, vriend en vedette tegelijk. ‘Niets verlevendigt de media zozeer als levensechtheid,’ zegt Eric Bogosian in zijn inleiding tot Talk Radio (Vintage, 100 p., f 21,70), het cynische toneelstuk over een succesvolle radiopraatshow, waarmee hij op zijn beurt weer zoveel succes oogstte dat er inmiddels een speelfilm van is gemaakt. Uw gastheer is Barry Champlain, presentator van Nighttalk. We zien hem een paar uurtjes aan het werk. Amerika belt en Barry reageert professioneel. Een verontwaardigde dierenliefhebber (wordt belachelijk gemaakt); een wanhopige zwangere teenager (Barry belooft haar verdwenen trucker wel te zullen opsporen. Hij kan zelf ook bellen. Volgt het telefoonnummer van de show); een antisemiet (Barry speelt morele verontwaardiging, glas bier in de hand); een verslaafde wiens vriendin langzaam blauw ligt te worden (wordt afgebroken). Een vakman, dat is duidelijk.
Nebraska (Washington Square Press, 153 p., f 21,70) is een korte maar volgeladen roman van George Whitmore, die bekendheid verwierf met The Confessions Of Danny Slocum en met Someone Was Here, een reportage over de aidsdreiging. Een van een auto-ongeluk revaliderend twaalfjarig jongetje uit een gebroken gezin op het platteland (vader leeft onder een andere naam in een verre stad), door zijn klasgenoten (op één na) al snel vergeten, leidt een nogal saai bestaan thuis. Zelfs de dokter verwaarloost hem. Zijn moeder heeft het te druk met een bewonderaar-met-auto om veel naar hem om te kijken. Zijn zusters staan vooral voor de spiegel. Dan trekt een flamboyante oom, die bij de marine is geweest, bij het gezin in. Met hem komt de grote buitenwereld binnen: illegale klusjes, onduidelijke vrienden, en op zeker moment geruchten over homoseksualiteit, naar later blijkt door het jongetje in zijn onwetendheid nog gevoed ook. Met alle benepenheid Nebraska eigen, treden de autoriteiten en de intussen gealarmeerde vader op om hem te redden. Twaalf jaar later zoekt de hoofdpersoon de bewuste oom weer op in Californië, in een poging de verwarring, niet in het minst omtrent zijn eigen identiteit, weg te werken. Kortom, een verhaal met voldoende dramatische mogelijkheden. Jammer genoeg blijft het allemaal wat vlak. Iedereen lijkt op dezelfde manier te praten. En de quasi-naïeve toon van het jongetje is in werkelijkheid te gemaakt, en niet te onderscheiden van die van een auteur die naar zijn lezers lonkt.
Op 24 november 1793 voerde de jonge republikeinse regering in Frankrijk een nieuwe kalender in. Onderliggende bedoeling was, zoals bij zoveel van haar daden, om de invloed van de kerk verder aan banden te leggen. In plaats van de geboorte van Christus, werd het jaar van de geboorte van de Republiek, 1792, als begin van de moderne jaartelling uitgeroepen. In een poging om zo rationeel en wetenschappelijk mogelijk te zijn, deelde de nieuwe regering het jaar volgens het decimale stelsel in. Er kwamen twaalf maanden van dertig dagen, ieder op hun beurt verdeeld in drie cycli van tien dagen, decaden genaamd. Iedere dag telde tien uren, en ieder uur was opgedeeld in honderd decimale minuten van honderd decimale seconden. De namen van de dagen werden, als de straatnamen van de matrix Manhattan, vervangen door getallen. De namen der maanden werden gekoppeld aan natuurverschijnselen (Mist, Wind, Storm) of agraria (Oogst, Weiden, Zaden). Dit alles in een poging, via een beheersing van de tijd, het bijgeloof te onderdrukken en een verlicht wereldbeeld te bevorderen. Dat de jaarlijkse 52 christelijke zondagen, en de 128 heiligen- en andere roomse rustdagen werden afgeschaft en vervangen door slechts 36 revolutionaire feestdagen, bezorgde de regering de blijvende vijandschap van een groot deel van de Franse bevolking. In 1806 herstelde Napoleon de oude christelijke kalender en jaartelling maar weer, deels om de bevolking, die zich tegen de vernieuwing was blijven verzetten, tevreden te stellen en deels om een gebaar te maken jegens de paus. Deze geschiedenis, en veel meer interessants inzake tijd en ons gebruik van tijd, is te vinden in Time Wars (Touchstone, 302 p., f 28,15) van Jeremy Rifkin. Maar het boek is meer dan een aaneenschakeling van wetenswaardigheden. Het begrip Tijd biedt een ingang voor een uiterst boeiende kijk op heden en verleden van de westerse beschaving. Gebruik makend van zeer uiteenlopende bronnen, onderhouwt Rifkin
de gedachte dat de tijd met de jaren almaar sneller is gaan tikken. Waarbij onze moderne obsessie met snelheid en efficiency haar doel veelal voorbij lijkt te schieten. ‘Slow is beautiful,’ is de glimlachende boodschap van een intelligent boek, dat men - u raadt het - in een mum van tijd uitleest.