De banale werkelijkheid
Terug in de wereld door Tobias Wolff Vertaling Rob Klinkenberg Uitgever Bert Bakker, 175 p., f 34,90
Eric Gobbers
De verhalenbundel Terug in de wereld van de Amerikaanse schrijver Tobias Wolff beantwoordt zeer goed aan wat op dit ogenblik in het genre populair is. Vrij sukkelachtige personages leven in een banale werkelijkheid, verrichten zinloos werk, komen terecht in teleurstellende huwelijken, ervaren het onbevredigende ouderschap. De saaiheid der dagelijkse beslommeringen drijft sommigen tot escapisme in de vorm van drugs, buitenechtelijke verhoudingen, religieus fanatisme, enzovoort.
Het contrast tussen het leven van alledag en de dromen van de personages zal wel een bedoeld thema zijn, maar die dromen en ambities komen niet helemaal uit de verf. Hoogstens wordt hier en daar even een moment van fascinatie aangeraakt. In ‘Ons verhaal begint’ bijvoorbeeld, dat gaat over de ‘glazenjongen’ Charlie, is het de klank van een misthoorn die Charlie op het eind van het verhaal doet besluiten om ondanks alles door te gaan. Het is jammer dat Wolff dan zo onhandig is om een opsomming te laten volgen van pittoreske beelden met hetzelfde effect in plaats van de misthoorn te laten volstaan.
De personages rond wie de verhalen gebouwd zijn handelen volgens impulsen, zonder de gevolgen van hun acties te overzien. Ze zijn op een punt in hun leven aangeland dat ze iets drastisch dreigen of durven te ondernemen. Wat er is voldoet ze niet, ze zijn op zoek naar genegenheid en zijn bereid om liefde te geven, om diensten te bewijzen. Zelf werden ze vergeten of zijn ze ontgoocheld door hen met wie ze samenleven.
Dit stukje dialoog tussen de broers Pete en Donald in het laatste verhaal ‘Rijke broer’ zegt ongetwijfeld veel over het succes van dit soort verhalen: ‘“Ik heb het verpest,” zei Donald, “ik zal je de details besparen.” “Nee vooruit,” zei Pete, “daar is iedereen altijd juist zo nieuwsgierig naar.” “Je bedoelt dat iedereen het altijd leuk vindt om te horen hoe een ander er een rotzooitje van heeft gemaakt.” “Precies,” zei Pete, “zo gaat dat nou eenmaal hier op het ruimteschip Aarde.”’
Als er een verhaal binnen het verhaal verteld wordt - een procédé dat Wolff geregeld toepast - dan heeft dit dezelfde functie van contrast met de eigen (toch al treurige) situatie van de hoofdfiguur. De raad van een personage uit een Alison Lurie-roman komt hier ter herinnering: als je je beroerd voelt, zoek dan iemand op die er nog slechter aan toe is dan je zelf.
Wolff toont af en toe een glimp van een interessant idee, maar werkt het nooit verder uit. In een conversatie in het verhaal ‘Leviathan’ oppert een personage: ‘Soms is het beter om iets heel afgrijselijks te doen dan om alles maar langs je af te laten glijden’. Dit onderwerp wordt vlug opzijgeschoven ten gunste van een sentimentele anekdote. Net zo gaat het in ‘Soldatenvreugd’. Hier bekent een Vietnamveteraan het moeilijk te hebben nu hij ‘terug in de wereld’ is, waar alleen verwarring heerst. Iedereen piekert er over de meest banale dingen, constateert hij, terwijl op het slagveld de zaken tenminste duidelijk zijn. Daar is alles tot het essentiële herleid. Dergelijke passages vormen een lichtpunt, maar over het algemeen laat Wolff de lezer op zijn honger zitten. Verscheidene verhalen worden abrupt afgebroken op een schijnbaar willekeurig moment. Er is geen pointe, de climax mag je er zelf bij bedenken.
Zowel met zijn keuze voor ‘kleine’ onderwerpen als met deze voorliefde voor het suggestieve plooit Tobias Wolff zich naar de smaak van zijn tijd.
■