Tijdschrift
Adem, tijdschrift voor literatuur noemt zichzelf het academische broertje van het iets oudere tijdschrift De Held. Waar dat idee op gebaseerd is, is niet zo erg duidelijk, of het moest zijn dat er een aantal dezelfde medewerkers zijn bij beide tijdschriften. Hun vermeend academisch imago heeft de redactie met het themanummer ‘Seks en literatuur’ (derde jaargang, nummer drie) willen doorbreken. Redacteur Marisa Groen stapt in het openingsartikel met zevenmijlslaarzen door de Nederlandse literatuur waarbij ze begint met de kluchten uit de zeventiende eeuw. Daarin zijn het altijd de vrouwen die overspel plegen; hun mannen worden meestal nogal sullig, dronken of veel ouder dan hun echtgenotes getekend. Nogal wiedes dat die vrouwen hun heil elders zochten. Marisa Groen vindt het opmerkelijk dat de schrijvers van deze toneelstukjes toch altijd de schuld bij de mannen leggen: zij hadden wijzer moeten wezen, hun vrouw beter in toom moeten houden, want ‘een vrou is een swack vat.’ De geschiedenis van deze kluchten is, stelt Marisa Groen, de geschiedenis van de seksuele moraal. Seks was toch in principe een strikte huwelijksaangelegenheid. De taboes die in de achttiende, negentiende en twintigste eeuw de seksualiteit aan het oog onttrok, werden pas in de jaren zestig door Jan Cremer en Jan Wolkers ruw doorbroken. Nu alles dus kan en mag in de Nederlandse literatuur, kreeg de redactie van Adem het idee om auteurs te vragen hun eerste erotische ervaringen bij het lezen van een boek op schrift te stellen. 't Liefst zouden zij zelfs nog een poëticaal verhaaltje ontvangen over hoe deze auteurs zelf over seksualiteit willen schrijven. A.F.Th. van der Heijden stuurde een sympathieke brief, waaruit blijkt dat Lady Chatterley minnaar zijn eerste erotische leeservaring vormde. ‘Echt van erotiek doortrokken romans worden er in Nederland weinig
geschreven. (Ik doe mijn best.)’, schrijft hij. Martin Bril publiceert een melig gefingeerd interview over dit onderwerp en Robert Vernooy beschrijft aardig de handel die hij met zijn vondst pornoboekjes van de vuilnisbelt dreef. Maar van de kwartjes en dubbeltjes die hij met zijn uitleenbibliotheekje verdiende, kocht hij kauwgom, omdat hij de bijgeleverde dierenplaatjes spaarde. Van Joost Zwagerman is een fragment uit zijn nieuwe roman Gimmick! afgedrukt, waarin de twee hoofdfiguren zich in de zomervakanties niet vervelen. Maar echt fraai erotisch beschreven zijn hun activiteiten op vaders schrijfbureau, tegen de afwasmachine, op de bovenste traptrede en op het éénpersoonsmeisjesbed onder het bloemetjesdekbed niet. Van der Heijden heeft gelijk. Van meer kaliber is de bijdrage van Xandra Schutte. Zij interviewt Elly de Waard over haar poëzie. Dat het behoorlijk lastig is om goede liefdespoëzie te schrijven, komt omdat daarbij een zeer hoge vorm van zuiverheid vereist is, stelt De Waard terecht. Haar grote voorbeeld is dan ook J.H. Leopold, wiens Oosterse gedichten ze zeer bewondert. De Waards afkeer van al te hermetische poëzie is bekend en de interviewster wil haar daarom natuurlijk graag bij de zogenaamde maximale dichters inlijven. Maar van die groep distantieert De Waard zich expliciet. Hun ‘woordgekabbel en woordenstromen’ doen haar denken aan de jaren zestig. Ook de moeite waard is Menno Wichmans vertaling van een paar gedichten van Judith Gauthier, de dochter van Théophile Gauthier, uit de bundel Le salon jaune; poèmes obscènes, die in 1896 in Parijs verscheen. Maar de vertaling van het stuk De jeugdherberg van Wallace Shawn doet je ieder plezier in seks vergaan.
EVA COSSEE