Verhalen over de Freudiaanse vicieuze driehoek
De prozadebuten van Dorinde van Oort en Rob Schouten
Meisje voor halve nachten door Dorinde van Oort Uitgever De Arbeiderspers, 181 p., f 26,90
Gestolen goed door Rob Schouten Uitgever De Arbeiderspers, 160 p., f 29,90
Carel Peeters
In de verhalen van Dorinde van Oort wordt gevaarlijk spel met de liefde gespeeld. Emoties van niet geringe omvang worden bij hun naam genoemd, heimelijke liefdes gekoesterd, verlangens onderdrukt, liefdes openlijk bekend. Dit alles is zo gevaarlijk omdat de vrouwen in deze verhalen gemakkelijk banaal voorgesteld kunnen worden als broedend op het ei van een liefde die door hun gave voor de verkeerde man maar niet uit wil komen. Ze hebben een geschiedenis opgebouwd van halve liefdes voor halve nachten, met oudere mannen, getrouwde mannen, drukke mannen. Op een afstand bevinden zich ouders die het niet lukt niet te laten blijken dat ze in hun dochter teleurgesteld zijn, wat ze tonen in een meewarige irritatie. Over zulke vrouwen en hun liefdes wil men over het algemeen niet zo graag lezen. De hardnekkige, ingewikkelde of idealiserende liefdes in deze verhalen zijn echter levendige hoofdstukken uit de geschiedenis van de Freudiaanse driehoeksverhouding, in een van de verhalen ‘de vicieuze driehoek’ genoemd.
Vanaf het eerste verhaal wordt letterlijk de toon daarvoor gezet: ‘Da capo’ (een term uit de muziek die wil zeggen ‘van het begin af herhalen’) slaat niet alleen op de ‘gelukkige herinneringen’ die Elize aan haar geliefde oom Dolf heeft, het slaat ook op het herhalen van de Freudiaanse ‘vicieuze driehoek’. Het eeuwigdurende, altijd weer terugkerende conflict tussen een vader, een moeder en een kind, zou wetmatig en onbewust in het volwassen leven worden herhaald in een hardnekkige behoefte aan driehoeksverhoudingen. Op de eerste pagina is al door de woordkeus duidelijk dat Elizes verhouding tot haar vader slecht is: hij is ‘de gekromde zestiger aan het raam’ die iets onverstaanbaars mompelde wanneer ze gebogen over de doos met ongeordende familiefoto's op zoek is naar foto's van haar oom Dolf. In de rest van het verhaal is de vader slechts iemand die bestaat uit een rug die nergens iets mee te maken wil hebben; het verhaal zelf is een terugblik op haar vriendschap met oom Dolf. De woorden waarmee Van Oort hem introduceert zijn zo pregnant dat hij onmiddellijk verschijnt als ideale alles begrijpende oom met intrigerende verhalen uit het verre Indië en een passie voor muziek. Er is sprake van veelbelovende ‘overtochten’ wanneer het gaat om zijn bezoeken, er is sprake van ‘invasies’ wanneer die verhinderd worden door ‘witters, behangers of loodgieters’. Een zusje en broertje zijn als ‘concurrenten’ te verwaarlozen, zodat zij ‘een soort alleenrecht’ op haar oom heeft. Hoe de oom ook op de andere kinderen van het gezin gesteld is, van ‘geestverwantschap’ is zoals bij haar natuurlijk geen sprake. De permanente staat van onderdrukte opwinding die met deze sterke band tussen oom en nicht gepaard gaat, geeft het verhaal een aangenaam gespannen karakter, nog versterkt door het contrast van de wegwuivende
onverschilligheid waarmee haar moeder het over ‘die Dolf’ heeft, als een curiositeit uit het verleden. Er wordt in dit verhaal (en in de andere verhalen is het niet anders) niet geïroniseerd. Van Oort kan rustig schrijven dat Elize ‘hechtte aan gelukkige herinneringen’ en dat oom en nicht elkaar van tijd tot tijd stevig kunnen knuffelen. Op dezelfde manier kan ze in het tweede verhaal schrijven dat de getrouwde geliefde van de hoofdpersoon voor haar ‘te kostbaar’ is. De hoofdpersonen in deze verhalen, zo mag men wel zeggen, houden hun gevoelens niet achter en schrikken er niet voor terug hun bewondering voor mannen uit te spreken - op de manier zoals mannen dat wel over vrouwen kunnen doen. De spanning wordt in ‘Da capo’ nog verhoogd wanneer Elize met de deductie van de belanghebbende detective het vermoeden tot zich toelaat dat er iets geweest moet zijn tussen haar oom en haar moeder.