Het syndroom van de achterdocht
De slinger van Foucault: neemt Eco afscheid van het postmodernisme?
Cok van der Voort
In de acht jaar na het verschijnen van De naam van de roos heeft Umberto Eco beslist niet stilgezeten: volgens ingewijden is zijn Milanese bibliotheek uitgebreid met maar liefst vijftienhonderd boeken die allemaal als grondstof hebben gediend voor zijn tweede roman, Il pendolo di Foucault, in oktober 1988 verschenen bij uitgeverij Bompiani en nu ook in het Nederlands vertaald onder de titel De slinger van Foucault. En die vertaling mag er zijn ook. In zo'n korte tijd zo'n omvangrijk en ingewikkeld boek vertalen, is beslist geen peuleschil, en de prestatie die Yond Boeke en Patty Krone hebben geleverd dwingt dan ook respect af.
Er is de laatste jaren al druk gespeculeerd over Eco's come-back als romancier en de publikatie van Il pendolo is in Italië met veel tamtam gepaard gegaan: artikelen, interviews, advertenties, handleidingen hoe het boek gelezen moet worden, en een scherpe veroordeling door het Vaticaan, waardoor de verkoopcijfers razendsnel stegen. Ook in Nederland is al enige tijd sprake van een zekere ‘Ecomanie’, die er mede toe bijgedragen heeft dat de belangstelling voor de Italiaanse literatuur nog steeds groeiende is. Er wordt verschrikkelijk veel vertaald uit het Italiaans en van schrijvers als Gianni Celati, Girogio Manganelli, Antonio Tabucchi en Roberto Pazzi kan rustig worden gezegd dat ze zonder het Eco-effect niet zo snel op de Nederlandse markt zouden zijn gekomen. Of ze ook verkocht worden is nog de vraag, en of ze gelezen worden helemaal. Maar dat laatste geldt ook voor Eco zelf: uit onderzoek in Italië is gebleken dat slechts een derde van de kopers van Il nome della rosa het boek heeft gelezen, en voor Il pendolo zijn de prognoses niet gunstiger.
Nu schrijft Eco ook beslist geen gemakkelijke lectuur. In De slinger wordt de lezer meteen al aan het begin als het ware gewaarschuwd met een citaat van Heinrich Cornelius Agrippa von Nettesheim: ‘Alleen voor jullie, zonen van wetenschap en wijsheid, hebben wij dit werk geschreven. Studeert aandachtig in dit boek en zoekt onze bedoeling bijeen, die wij verspreid over verschillende plaatsen hebben uiteengezet...’. Daarna volgt een roman van 660 pagina's, waarin drie medewerkers van een uitgeverij ervan overtuigd raken dat er al eeuwenlang een geheim Plan bestaat, dat in stand wordt gehouden door allerlei komplotterende sekten en occulte bewegingen en dat eigenlijk de hele wereld in zijn greep heeft. De drie besluiten alles in het werk te stellen om dit wereldplan bloot te leggen en om de plek te ontdekken, van waaruit wordt geopereerd. De historische reconstructie van het Plan voert terug naar 23 juni 1344, wanneer de Tempeliers, die in 1307 als orde zijn ontbonden, een geheim genootschap in het leven roepen met als schuilplaats Tibet. Via de rozenkruisers, de vrijmetselaars, de KGB en andere organisaties schijnt een lijn te lopen die tenslotte uitmondt in het Conservatoire des Arts et Métiers, het Parijse Museum van de Techniek. Hier wordt de slinger bewaard die Jean Bernard Léon Foucault in 1851 construeert om te bewijzen dat de aarde om haar eigen as draait. En deze slinger moet volgens de aanwijzingen die de mannen krijgen het centrale punt zijn van waaruit de hele wereld wordt bestierd en waar de uiteindelijke betekenis van alle dingen zal worden onthuld.
Umberto Eco, tekening Dirk Wiarda
Gedreven door nieuwsgierigheid en angst laat de ik-figuur Casaubon zich in de nacht van 23 juni 1984 in het museum insluiten omdat hij voorvoelt dat er dan iets belangrijks staat te gebeuren. Maar hij en zijn vrienden hebben niet voorvoeld dat wie een komplot tracht te ontrafelen zelf door dat komplot verzwolgen zal worden. Een van de drie, Diotallevi, is inmiddels bezweken aan een ongeneeslijke ziekte; de tweede, Belbo is voortvluchtig, en Casaubon, die zich heeft verstopt in een periscoop, is er getuige van hoe deze Belbo tijdens een bloedige massa-scène aan de slinger wordt opgehangen, waarna hijzelf, volkomen ontgoocheld Parijs in vlucht.