Thrillers
In de Stadsschouwburg van Amsterdam wordt een moord gepleegd. Dat verzon Jan de Hartog in 1937 voor zijn politieroman Ratten op de trap, een van de vijf boeken die hij onder het pseudoniem F.R. Eckmar schreef. De schuilnaam was een grapje en wie als een beginnend lezertje de naam hardop leest, ziet ook waarom. ‘Ja, de Stadsschouwburg! Verrek maar!’ dachten ze bij uitgeverij De Fontein die het boek nu opnieuw onder de echte naam van de schrijver heeft uitgegeven (f 14,95) en eigenzinnig plaatsten ze een foto van theater Carré op de omslag. Commissaris Poesiat en het inspecteurs-echtpaar Boyarski-Delpêche zijn een heel boek bezig de leden van een toneelgezelschap te verhoren dat niet meer toekomt aan de opvoering van het onderwereldspel ‘Wie het laatst lacht...’. De Hartog is op zijn best bij de beschrijving van de leden van het gezelschap, van de prima donna's tot aan de belichters en hij weet ook heel veel, en soms wel te veel, van het halen en zakken en alle contragewichten die aan decorstukken zijn bevestigd, maar echt spannend is het allemaal niet en het gepietepeuter met alibi's is even saai als in ouderwetse Engelse detectives. Gezellig is het boek wel en schrijvers die populaire series voor de tv maken, zouden het eens door moeten lezen en De Hartog moeten plagiëren.
Dying to Meet You van B.M. Gill (Coronet, f 14,40) is aardig geschreven, maar valt toch tegen. Een concertpianist die zijn loopbaan wegens gewrichtsontstekingen in zijn handen moet opgeven, krijgt een relatie met een tiener. Om het spannend te maken heeft de schrijfster de pianist nogal labiel gemaakt. Maar in plaats dat hij echt gek wordt en vreselijke dingen gaat doen, laat ze intrige bepalen door paranormale verschijnselen. Voordat je daar achter bent, heb je al veel te ver doorgelezen om het boek weg te leggen en omdat het meisje graag een wietje rookt en zelfs postmodern LSD slikt, is de suggestie dat alles aan haar kant ook maar verbeelding is. Kunstig bedacht en goed opgeschreven, maar een vloek uit het verleden bedenken is een wel erg versleten schrijverstruc. Een winnaar van de Engelse Gouden Dolk, de prijs die elk jaar voor het beste misdaadboek wordt gegeven, zou beter moeten weten.
Elizabeth Ferrars is een van die schrijfsters die elke uitgever in zijn fonds zou willen hebben. Ze begon in 1940 met het schrijven van detectives en gaat daar tot vandaag de dag vlijtig mee door. Als je al haar boeken uit hebt, ben je vast de eerste vergeten en kun je weer opnieuw beginnen. Murder Among Friends (Coronet, f 14,40) is een van haar eerste boeken. Het verhaal speelt zich in London af dat vanwege WO II 's nachts is verduisterd en dat geeft een moordenaar de gelegenheid toe te slaan, maar op een andere manier dan je zou verwachten. Het slachtoffer is een toneelschrijver die de dames om zijn vingers windt en haat en nijd onderling is het nare gevolg. De dames komen allemaal uit de betere milieus en het verhaal leest alsof je een tafeltje van de reünie van het studenten dames-hockeyteam vandaan zit. Meeluisteren of ergens anders gaan zitten, is dan de keuze. Negeren werkt niet.
Vroeger werden er nog wel eens boeken van ongeveer tweehonderd bladzijden geschreven, maar dat is tegenwoordig uit. Clare Francis heeft er voor Red Crystal (Pan, f 18,75) iets meer dan vierhonderd nodig en gebruikt die om een uitgebreide schildering te geven van een studente die in revoluutsionaire jaren zestig de grens van activist naar terrorist overschrijdt. Het begint met een protestdemonstratie tegen de Amerikaanse imperialisten die in Vietnam huishouden en eindigt tenslotte met brievenbommen die het begin van een omwenteling of in ieder geval een bewustwording moeten betekenen. Tegenspeelster van de terroriste is een politieagent die in het studenten-milieu is geinfiltreerd en die nu niet meer van orginele peace-and-love-aanhangers is te onderscheiden. Francis kan net als wereldberoemde naamgenoot smakelijk vertellen. Het tijdsbeeld van de late jaren zestig zet ze goed neer. Echt betrokken raak je niet bij haar personages, maar ze weet goed hoe ze een spannend boek in elkaar moet zetten. Aan het eind volgt nog een spannende gijzelingsactie en natuurlijk eindigt alles op een straathoek met de Kalashnikov in de hand. Een lekker boek om op een warm strand te lezen en in het hotel achter te laten.
Andrew Taylor heeft er met The Second Midnight ook vierhonderd bladzijden tegenaan gegooid (Fontana, f 20,80) en tegelijkertijd zijn eerdere werk verloochend. Deze dikke pil is zeker niet slecht, maar het is een wel erg gewoon verhaal over een jongen die onder ongewone omstandigheden zijn puberteit beleeft en ondanks alles het meisje van zijn dromen trouwt. In zijn eerdere boeken, waaronder Our Fathers' Lies en An Old School Tie liepen gezellig eigenaardig mensen in een kronkelend verhaal rond, maar dit keer is dus alles behoorlijk rechttoe, rechtaan.
Een Engels schooljongetje maakt angstige tijden mee als hij aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in Tsjechoslowakije in homoseksuele communistische kringen achter moet blijven en naderhand als tuinjongen bij een Duitse kolonel moet werken. Gelukkig heeft hij een voor Engelsen ongewone talenknobbel, zodat hij al snel niet van een gemiddeld Middeneuropees kind is te onderscheiden. Hij mag het zoontje van de Duitser redden en ook getuige zijn van de moordaanslag op Heydrich en na de oorlog toch nog heelhuids in Engeland terugkeren. Zijn broer is ondertussen bij de geheime dienst gaan werken en laat nu de geredde zoon van de kolonel een gevaarlijke Oostduitse intrigant zijn geworden die in zijn eentje de Suez-crisis weet te veroorzaken.
Pap met krenten en het lepelt heerlijk naar binnen en voor een historische tv-serie zou het boek ook onmiddellijk kunnen worden gebruikt. Als jongen was ik gek op dit soort boeken en nu kan ik er nog steeds niet kwaad op worden, maar wat Taylor betreft is jammer dat het zo moet lopen. Succes zal vermoedelijk zijn deel zijn.
THEO CAPEL