Subtiele psychologiseringen
Debra Sparks bloemlezing van jonge Amerikaanse schrijvers
20 Under 30 Best Stories by America's New Young Writers Samengesteld door Debra Spark Uitgever Penguin, 269 p., f 25,15
Joost Zwagerman
In haar inleiding in 20 Under 30 schrijft samensteller Debra Spark dat zij het idee kreeg verhalen van een aantal schrijvers jonger dan dertig jaar bijeen te brengen in een bloemlezing, nadat zij zich had afgevraagd ‘what type of fiction people my age write’. Spark noemt 20 Under 30 het resultaat van haar nieuwsgierigheid - een nieuwsgierigheid die ze bleek te delen met een groot aantal lezers, want de bloemlezing werd in Amerika goed verkocht en is kortelings zelfs in herdruk bij de Britse tak van Penguin uitgegeven. Nu verscheen de eerste druk van 20 Under 30 dan ook in het voorjaar van 1986, toen daar de belangstelling voor de jonge helden Jay McInerney, Tama Janowitz en Bret Easton Ellis een hoogtepunt had bereikt.
Dit drietal ontbreekt echter in 20 Under 30, allereerst omdat de twee eerstgenoemden op dat tijdstip de dertig reeds waren gepasseerd, maar ook omdat - en dat is de reden voor de afwezigheid van de veel jongere Easton Ellis - Debra Spark in haar inleiding te kennen geeft niet veel op te hebben met de cynische chroniqueurs van de hits en hypes van de jaren tachtig. Haar afwijzing geldt het proza dat niet veel meer meedeelt dan dat wij geregeerd worden door een leeghoofdige jongerencultuur, met als totems de vierentwintiguurstelevisie, de gladgestreken popmuziek en de hamburger; ‘no one needs to read a story to learn this,’ merkt Spark droogjes op.
Sparks tweede bezwaar tegen recent Amerikaans proza betreft de opvallende voorliefde voor een camp-achtige schematisering: in plaats van het blootleggen van de complexiteit van conflicten en het belichten van diverse standpunten en (vertel)perspectieven, putten veel jonge schrijvers zich uit in slechts het presenteren van de gedragingen en, met een beetje geluk, de gedachtenwereld van maar één (roman)personage. Het gevolg is een aanwas van verhalen met telkens weer een good guy en een bad guy, en van zulk soort verhalen zijn er in Amerika volgens Spark nu wel meer dan genoeg.
Een zo uitgesproken plaatsbepaling van de samensteller moet wel een interessante bloemlezing opleveren, en dat is 20 Under 30 dan ook, al moet gezegd worden dat Debra Spark in de keuze van haar twintig jonge auteurs niet altijd even trouw is aan haar inleidende woorden. Zo sloeg zij, als gezegd, Bret Easton Ellis over, maar nam zij wel een verhaal op van Emily Listfield, die zich in haar debuutroman It Was Gonna Be Like Paris toch ook onledig hield met de door Spark als oninteressant terzijde geschoven leegheid van het (post)moderne grotestadsleven. Nu pakt de bijdrage van Listfield aan 20 Under 30 dan ook het minst gelukkig uit; in tegenstelling tot de overige negentien auteurs verliest zij zich in haar verhaal ‘Porcupines and Other Travesties’ in quasi diepzinnig fragmentarisme, een handicap waarvan zij zich overigens inmiddels heeft verlost, getuige haar tweede roman Variations in the Night, een ingetogen maar eveneens nogal braafjes vertelde liefdesgeschiedenis.
Naast Listfield telt 20 Under 30 meer schrijvers die inmiddels uitgebreid van zich hebben laten horen: Mona Simpson, Susan Minot, David Leavitt en Lorrie Moore. Van Simpson, die veel bewondering oogstte bij de kritiek met haar omvangrijke debuutroman Anywhere but here (1987), staat in 20 Under 30 het mooie ‘Approximations’, een knap geschreven, tintelend verhaal over een meisje dat, na de echtscheiding van haar ouders, langzaam maar zeker de nieuwe minnaar van haar moeder leert waarderen en die, zo moet het meisje uiteindelijk erkennen, eigenlijk veel eerlijker, aardiger is dan haar echte vader. Van David Leavitt is uit zijn debuut Family Dancing (1985) het verhaal ‘Aliens’ opgenomen, en uit Lorrie Moores Self-Help (1985) koos Debra Spark ‘Amahl and the Night Visitors: A Guide to the Tenor of Love’.
Lorrie Moore schrijft curieuze verhalen die nog het meest lijken op handleidingen voor mentaal ontheemden. Haar verhalen dragen titels als ‘How to Be an Other Woman’, ‘The Kid's Guide to Divorce’ en ‘How to Talk to Your Mother’ en zijn licht ontregelend van aard, doordat het de lezer niet duidelijk wordt gemaakt of er, bijvoorbeeld, verslag wordt gedaan van een tot mislukken gedoemde liefdesrelatie of dat de lezer nu juist direct wordt aangesproken en hem of haar wordt uitgelegd hoe te gedragen in geval van ongeluk en irritatie in de liefde. Lorrie Moore schrijft hoogst eigen proza, waarvoor je in ons land sinds een paar jaar een prijs kunt krijgen, en wel die voor ‘de vrouwelijke stem in de literatuur’. Haar bijdrage aan 20 Under 30 is verreweg het sterkst, want persoonlijk, ontroerend en nieuw, eigenschappen die ook opgaan voor haar verhalenbundel Self-Help.
Geen van de namen in 20 Under 30 is terug te vinden in die andere bloemlezing van eigentijds proza: het door Joel Rose en Catherine Texier samengestelde Between C & D. Verwonderlijk is dat niet, want Rose en Texier - die inmiddels waardering en succes oogsten met hun beider debuutromans - staan een heel andere literatuur voor dan Debra Spark; zij prefereren de rauwe stadsverhalen in plaats van de subtiele psychologiseringen die zijn te vinden in 20 Under 30. Hoewel staatrumoer en flamboyantie in de literatuur altijd mijn sympathie hebben, gaat mijn voorkeur uiteindelijk uit naar Sparks 20 Under 30, voornamelijk omdat de schrijvers die Spark koos het ambacht beter beheersen en op den duur meer interessants zullen afleveren dan de schrijvers die gebloemleesd werden in Between C & D, wier wilde, ongepolijste toon vaak effectief werkt (Texier, Rose, Cooper) maar even vaak een slechts beperkte gave weet te maskeren (Harvey, James en vooral de zwaar overschatte Kathy Acker). Maar beide bloemlezingen tonen aan dat er heel wat gaande is onder de nieuwste lichting schrijvers. Het is daarom des te spijtiger dat in ons land de aandacht voornamelijk uitgaat naar de verrichtingen van het beroemde drietal McInerney, Janowitz en Easton Ellis.
Pikant detail ten slotte is de afwezigheid in beide bloemlezingen van wonderkind David Foster Wallace. Zijn roman The Broom of the System is het beste wat de hele generatie nieuwe Amerikaanse schrijvers heeft voortgebracht. Maar voor Texier en Rose is het proza van Foster Wallace waarschijnlijk te tekstueel en is zijn literair raffinement te intellectualistisch, terwijl zijn postmoderne fratsen en zijn zwierige, baldadige manier van schrijven weer te weinig geserreerd zijn om een plaats te krijgen in Debra Sparks kwaliteitsvolle, maar kalme 20 Under 30.
■