Mielchama
Evenals in zijn andere romans wordt er gedurig rusteloos gereisd, altijd ongeriefelijk, meestal gevaarlijk; en veelal militair. Onze eeuw wordt gezien als in wezen één lange oorlog of, zoals Burgess het op zijn eigen wijze uitdrukt: ‘Oorlog oorlog oorlog. Harb. Polemos. Rhyfel ook, om nog te zwijgen van mielchama. Ongelukkig Hebreeuws woord, dat doet denken aan een min met zuigeling.’ Morrende mannen die vloeken en grappen maken worden her en der verzameld in een stank van kots en sigaretterook, waar ze het soort liedjes zingen als ‘Heb jij ooit met je kloten in een ratteklem gezeten’, en zich afvragen waar die rotoorlog nou eigenlijk goed voor is. ‘De geschiedenis was een en al akelig verlichte duisternis en gebulder en zwaard- of bajonetpunten in je darmen, en dat al heel lang.’
Het is allemaal moord, terrorisme en geweld, van het grote werk onder regie van lui als Hitler en Stalin tot de vrij onserieuze pogingen van de Welsh-nationalistische organisatie de Zoons van Arthur om niet alleen de onafhankelijkheid van Wales te herstellen, maar - even logisch als lachwekkend - ook de heerschappij van Wales over Brittannië: ‘herovering van het hele eiland Brittannië en hernieuwde heerschappij van de bloody Welsh’, zoals een patriottisch redenaar het stelt (de auteur legt uit
Burgess' rijkste roman sinds ‘Earthly Powers’
Anthony Burgess, tekening Dirk Wiarda
dat in het Welsh-getinte Engels dat hij hier weergeeft ‘bloody’ uitsluitend ter beklemtoning dient).
Min of meer ten dienste van die verloren zaak spoort Reg Jones het zwaard van koning Arthur op. Dat was oorspronkelijk wellicht van Attila de Hun, werd eeuwenlang bewaard door de benedictijnen van Montecassino, geroofd door de Duitsers, meegenomen door de Russen. Reg steelt het terug, steelt het daarna nog eens van de getikte nationalisten en ontdoet zich er ten slotte op passende wijze van. Tegelijkertijd wordt nog een drukkende talisman opgeruimd - de goudklomp van de familie Jones, een zware lading langdurig opgetaste rijkdom en hoop. Zo worden uiteindelijk de illusies opgegeven van zowel het verleden als de toekomst: de krachtige boodschap waarmee we achterblijven is dat de enige manier van leven in het heden is, en dat we moeten streven naar een werkelijkheid die uitstijgt boven de tijd en ondanks alle bewijzen van het tegendeel moeten geloven dat het menselijk leven een absoluut goed is.
Hoewel het thema (de nationalistische strijd voor de bevrijding van Wales van de Saksen) dient om de roman bijeen te houden, is het door zijn onserieuze karakter eigenlijk een bijnummer van de bloody hoofdvoorstelling. Centraal in deze roman over de oorlog staat een tweetal nauw verwante helse reizen in oorlogstijd, beide in 1945, beide naar de Zwarte-Zeehaven Odessa. Van de ene kant komt Dan Jones, zeulend door Polen, waar hij in Duitse gevangenschap heeft gezeten; van de andere kant zijn broer Reg, die verwikkeld is geraakt in de schandalige gedwongen repatriëring van Russische gevangenen (in ruil voor onze jongens), terwijl hun onder de Stalin-terreur de dood of erger wachtte. Reg probeert vergeefs een vrouw van wie hij houdt te redden van dat bloedbad, en komt de oorlog uit met het vaste voornemen om Churchill of Eden te vermoorden (want Stalin is te hoog gegrepen); hij is een tijdje gek, onder de omstandigheden een teken van gezondheid. Maar gaandeweg komt hij tot het inzicht dat we alleen kunnen leven door dat wat in de fysieke menselijke wereld nodig is: kinderen krijgen en grootbrengen, haat vergeten en ons bevrijden van de gruwelijke geschiedenis. Zoals iemand het stelt in een andere roman van Burgess: ‘De wereld is een vuile stinkende bloody troep - en toch is het leven goed. Daar drink ik op.’
■