Nooit gebouwd Moskou
Ivan Leonidov door Andrei Gozak en Andrei Leonidov (Academy Editions; 216 p., f 144,50) is de eerste uitvoerige monografie over een der interessantste figuren uit de beginjaren van de Sovjet-architectuur. Leonidov (1902-1959) verwierf zich meteen met zijn afstudeerproject al een grote naam. Zijn ontwerp voor het Lenin Instituut voor Bibliotheekwetenschappen (1927) lijkt nog het meest op een - driedimensionale - suprematistische studie van Malevitsj: twee lange horizontale lijnen in een rechte hoek op elkaar, op het snijpunt daarvan een lange verticaal, daarachter een korte cilinder, geflankeerd door een reusachtige bol, met daarnaast weereen vijftal rechthoekige doosjes. Het gebouw was even fascinerend als, bij de toenmalige stand van de techniek, onverwezenlijkbaar. Het bevatte de kiem van wat Leonidov later door critici verweten zou worden, namelijk ‘Leonidovisme’, een begrip dat moest staan voor zoveel als formalisme + utopisme. In de daarop volgende jaren maakte Leonidov in hoog tempo een hele reeks (onuitgevoerde) ontwerpen voor zulke uiteenlopende zaken als een filmproduktiebedrijf, een regeringsgebouw, een monument voor Columbus en een cultuurpaleis. Bij dit laatste brandde de kritiek pas goed los: Leonidov en het naar hem genoemde -isme werden uit naam van ‘de werkers van de Sovjetunie’ in de ban gedaan. Hij probeerde zich in 1934 nog te revancheren met een wél uitvoerbaar ontwerp voor het Volkscommissariaat voor zware industrie (drie verschillend gevormde torens, uit drie verschillende materialen opgetrokken, die bepaald een verrijking van het Rode Plein hadden gevormd), maar het tij viel niet meer te keren.
Hier past enige kritiek op het boek: hoe mooi ook in zijn presentatie van Leonidovs werk, het is niet helemaal oprecht. Er worden documenten geciteerd waarin collega-architecten Leonidov de les lezen, maar de suggestie wordt gewekt dat het hier enkel een interessant, zij het wat verhit, debat betrof. Dat Leonidov ontslagen werd als docent, uit zijn huis gezet, en gedwongen als taxichauffeur en met het beschilderen van lampekappen in zijn onderhoud te voorzien, komt de lezer niet te weten. De naam van ‘de man met de snor’ valt niet één keer. In 1937 werd opeen Congres van Sovjet-architecten de banketbakkersstijl van het socialistischrealisme tot enig geldige bouwstijl uitgeroepen: de veelbezongen ‘nieuwe mens’ voor wie Leonidov een nieuwe woon- en werkomgeving had willen creëren, bleek niet meer dan een kleinburger in overall. (Het is overigens mode de laatste jaren om in deze van boven af opgelegde stijl een pendant te zien van het postmodernisme. Een wat macabere voorstelling van zaken, als men de grimmige ernst van Stalins architectuur waaraan, om het pathetisch te zeggen, bloed kleeft, vergelijkt met de postmodernistische ironie en vrijblijvendheid.)
In latere jaren mocht Leonidov tentoonstellingen en wat arbeidersclubs inrichten; zijn enige uitgevoerde project, hem door vrienden toegeschoven, bleef een landschapstrap bij een sanatorium in de Krim. Voor zichzelf werkte hij, vanaf 1943 tot aan zijn dood, aan een particuliere droom, een door Campanella geïnspireerde ‘Zonnestad’. Hij deed nog mee aan prijsvragen, werd uiteraard nimmer bekroond, maar bleef onverstoorbaar en incorporeerde zijn ontwerpen in zijn eigen stad. De afbeeldingen daarvan alleen al maken aanschaf van dit boek noodzakelijk, dat nagenoeg alles bevat wat er van Leonidovs werk bewaard is gebleven. Het is een monument voor een groot architect en tegelijk ook voor de veerkracht van de menselijke geest.
HWB