Een jongensboek met voetnoten
De journalistieke tropenjaren van Jan van der Putten
Latijns-Amerika tussen de regels door Jan van der Putten Uitgever Jan Mets/Kritak, 158 p., f 24,50
Hans Keller
In de zogenaamde participerende journalistiek - het begrip dateert uit de late jaren zestig - heeft de klassieke waarnemer zijn regenjas uitgetrokken en is van de stoep gestapt om zich in vechtplunje te midden van het strijdgewoel te begeven. De journalist kiest partij en is van een nauwgezet observator een meevechtende particulier geworden.
Zijn ze er nog? Het merendeel van de beoefenaars van dit kortstondig bloeiende genre is met het toen heersende straatrumoer om een verre hoek verdwenen. Het nadrukkelijk uitgesproken politieke engagement is in de algemene journalistiek aanzienlijk getemperd of zelfs geheel verdampt. Wel is, denk ik, de wijze van waarneming en verslaggeving blijvend door die roerige jaren beïnvloed. De persoonlijke betrokkenheid van de journalist bij de gebeurtenissen of non-gebeurtenissen die hij of zij verslaat, is inmiddels op elke redactie algemeen aanvaard. Het resultaat daarvan is gelukkiger naarmate de verslaggever in kwestie erin slaagt de deskundigheid van zijn eigen waarneming te paren aan een bedreven stilistisch vermogen, dat niet wordt gehinderd door een gemis aan relativering. De aanvaarding van de persoonlijk getinte - en daarmee identificeerbare - observatie leidde er eind jaren zestig, begin jaren zeventig toe dat de namen van verslaggevers en correspondenten zelfs tot de voorpagina doordrongen. Ook bij kranten wier traditie zoiets tot het einde der tijden leek te verbieden en die tot dan toe altijd de indruk hadden gewekt rechtstreeks te zijn verbonden met de Objectieve Nieuwscentrale in het Heelal.
Voor zo'n krant, NRC Handelsblad, werkte Jan van der Putten als Latijnsamerikaans correspondent, Nederlands eerste permanente berichtgever van dat continent. Van der Putten was en is een typisch kind van de jaren zestig. Aan het begin van zijn boek vertelt hij hoe hij in mei 1968, een klassieke studie volgend aan de Sorbonne, uit de startblokken van een uitgestippelde academische carrière viel en midden in de studentenrevolte terechtkwam. Voor het toenmalige dagblad De Tijd schreef hij reportages vanaf de barricaden op de Boul' Mich, belandde zo in de journalistiek en dank zij het virus dat de verbeelding aan de macht zou brengen in de participerende sector daarvan.
In Parijs ging de revolutie op het laatste moment niet door, maar intussen was Van der Putten - net als velen van zijn generatiegenoten die mei '68 van nabij hadden meegemaakt - om zo te zeggen al afgeschoten. Zo belandde hij in het gebied waar de linkse revolte meer kans van slagen leek te hebben. ‘Cuba, Che Guevara, Chili,’ herinnert hij zich, de eenvoud van de sleutelwoorden van vroeger.
Hij verzamelde in Nederland een orderportefeuille - waaronder een van de NRC - en vertrok naar het land van zijn nieuwe dromen. Over de redenen waarom zijn belangrijkste Nederlandse contact veranderde in dat met de Volkskrant is Van der Putten in deze herinneringen aan zestien zware journalistieke tropenjaren niet erg mededeelzaam. Maar wie enigszins vertrouwd is met de Nederlandse journalistieke cultuur begrijpt dat die moeten hebben bestaan uit de ruime mate van voorspelde revoluties in zijn stukken die naderhand geen doorgang vonden.
Tegenwoordig is Van der Putten werkzaam in Rome en vanuit die nieuwe standplaats heeft hij zijn Latijnsamerikaanse herinneringen opgeschreven. Gelukkig met zoveel verworven zelfkennis dat de opwinding van toen in deze terugblik voortdurend wordt begeleid door een nieuw inzicht dat tot kalmte maant, let wel: de auteur van toen tot kalmte maant. Dat procédé heeft geleid tot een merkwaardig dubbelprodukt, nog het meest lijkend op een jongensboek met voetnoten.
Zonder twijfel heeft Jan van der Putten tijdens zijn verblijf in Latijns-Amerika, zijn soms extreme toonzetting ten spijt, veel bijgedragen aan de kennis in Nederland over dat de afgelopen twintig jaar plotseling in onze aandacht gevallen en snel polariserende continent. Hoe die kennis en informatie werd vergaard door een rondreizende kleine zelfstandige, een rusteloos journalistiek éénmansbedrijfje, voor een aanvankelijk ongelovig toeluisterend thuisfront, dat staat nu smakelijk en leerzaam verteld tussen de regels van toen te lezen.
■