Cynisme
Benoemen en herbenoemen staan centraal in White Boy Running, het eerste non-fiction werk van de Zuidafrikaanse schrijver Christopher Hope, die in kleine kring, voornamelijk in Engeland waar hij sinds 1975 woont, enige bekendheid geniet vanwege zijn romans. White Boy Running is het verslag van zijn terugkeer naar Zuid-Afrika in mei 1987 ter gelegenheid van de verkiezingen. Maar het boek is veel meer geworden dan een beschrijving van de huidige politieke situatie - en dat is maar goed ook, want op dat punt heeft Hope eigenlijk weinig nieuws te melden in vergelijking met iemand als Joseph Lelyveld in zijn schitterende Move Your Shadow. Het boek wordt gedragen door zijn terugblik op zijn jeugd en een analyse van het proces dat hem uiteindelijk deed inzien dat hij in Zuid-Afrika niet thuishoorde. Hope noemt zichzelf een kind van de apartheid, in die zin dat hij opgroeide ‘zonder andere keuzes, het duurde jaren voordat we ontdekten dat dat niet altijd zo geweest was. We dachten er niet over na, we beleefden het. Niets was natuurlijker. Mijn eerste aanblik van zwarte mensen vertelde me niet dat zij zwarte mensen waren, maar dat ze vreemdelingen waren en dat er zoveel waren. Om redenen die ik niet kon peilen was de wereld vol met vreemdelingen die in keukens werkten en in de straten liepen.’ Het is bijzonder boeiend om dit proces van bewustwording mee te maken, om te zien hoe Hope van een onschuldige kleuter verandert in een door cynisme getekende buitenstaander. White Boy Running laat er geen twijfel over bestaan dat dit géén automatische, noodzakelijke ontwikkeling is. Het feit dat Hope in staat was afstand te nemen tot het ‘gekkenhuis’ dat Zuid-Afrika heet, heeft hij voor een belangrijk deel te danken aan zijn katholieke achtergrond. In zijn woonwijk, op school, en vooral via zijn Ierse grootvader (die als republikeinse papist naar Zuid-Afrika was
gevlucht) realiseert hij zich dat hij anders is dan andere blanke Afrikanen, met hun laagermentaliteit en hun angst voor het swartgevaar.
Christopher Hope
jerry bauer
Langzamerhand ontdekt hij dat de relatie tussen zwart en blank niet alleen op overheersing is gebaseerd, maar dat er een metafysica aan ten grondslag ligt: pas als het God behaagt, aldus de Afrikaanders, zullen blank en zwart gelijke rechten krijgen; op dit moment echter is het de taak van de blanke te waken over de morele toestand van de zwarte. Als katholiek wordt ook Hope gewantrouwd door de calvinistische Afrikaanders, en de reactie van zijn familie en schoolkameraden is niets anders dan gettovorming. Ze creëerden ‘een intense, exclusieve, zelfgenoegzame, intieme Iers-katholieke gemeenschap - een kleine voorpost van het enige ware geloof’. Hij erkent dat hij aan deze speciale situatie een belangrijk deel van zijn begrip voor de positie van zwarte Zuidafrikanen, die eveneens, weliswaar op veel grotere schaal, gediscrimineerd werden, te danken heeft. Niettemin heeft het ook bij Hope tot na zijn studie en zijn militaire dienst (waar hij zich voor het eerst bewust werd van het feit dat ‘de vijand niet ergens daar buiten was, voorbij de grens, [...] maar dat de vijand onder ons was, hier en nu), voordat hij voldoende afstand van Zuid-Afrika kon nemen om het te verlaten. Dat het zo moeizaam is om tot een dergelijk inzicht te komen, zelfs met deze achtergrond, zou degenen die van buitenaf de situatie in Zuid-Afrika denken te kunnen beoordelen en menen dat iedere blanke die niet in de oppositie zit, ongetwijfeld een schoft is, toch tot enige voorzichtigheid moeten manen.
Aan boeken lezen heeft de kleine Christopher het meeste gehad. Hope beschrijft op een heel herkenbare wijze hoe hij leerde lezen, en hoe dat hem een intens gevoel van vrijheid, als van een vogel, gaf. Maar zijn kennismaking met de literatuur betekende ook dat de wereld rondom hem steeds onwerkelijker werd. ‘I read my way into the outside world’, en dat leidde tot een onherroepelijk verlies van het geloof in Zuid-Afrika als een echt bestaand land. En ook hier zijn het de woorden die de werkelijkheid niet dekken, die hem het grootste probleem opleveren. Als een blanke calvinist een Zuidafrikaan is, dan is een zwarte dat ook, maar toch is de formulering ‘We hebben Zuidafrikanen die in onze tuin werken’ onacceptabel en zelfs een reden om iemand te arresteren.