Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
De feministe en de filosoof door Richard Holmes Uitgever Contact, 109 p., f 18,90Mariëtte HavemanHoe weinig is er voor nodig een lezer in de stemming te krijgen. ‘Hier volgt een liefdesgeschiedenis die zich afspeelt in Engeland aan het eind van de achttiende eeuw.’ Zo'n zin hoef je maar te lezen of je zit al tot over je oren in de achttiende eeuw. Des te meer, omdat het vervolg in dit geval niet alleen gaat over een aangrijpende liefdesgeschiedenis, maar ook zelf de vorm heeft van een directe liefdesverklaring aan het adres van de heldin van het verhaal, de achttiende-eeuwse feministe Mary Wollstonecraft die met haar Vindication of the Rights of Women en Letters written during a Short Residence in Sweden, Norway and Denmark volgens Richard Holmes een revolutie in de literatuur ontketende. Mary Wollstonecraft is al een oudere liefde van Holmes. Zijn eerste beschrijving van haar is te vinden in het boek Voetsporen, tussen die van Robert Louis Stevenson, Shelley en Gérard de Nerval: allemaal romantische geesten, op zoek naar een ideaal of op de vlucht voor een catastrofe, meestal in de gedaante van een gestrande romance. Holmes is zelf het prototype van de verlichte romanticus en zoals hij schrijft over mensen die het leven opvatten als een experiment, zo beschrijft hij ook zichzelf met de enigszins ouderwetse term als ‘experimenteel biograaf’. Tot de mooiste passages in zijn boeken behoren die waarin hij het proces van de biografische beschrijving analyseert: de verregaande neiging tot identificatie met het onderwerp, de stille hoop op dramatische gebeurtenissen, de manier waarop een beschrijving de werkelijke gebeurtenissen voortdurend dreigt te kleuren en te transformeren en het probleem dat de historische overlevering de geschiedenis vertekent door een sterke tendens tot rampspoed, waarbij de alledaagse en gelukkige momenten verloren zijn gegaan.
Mary Wollstonecraft
Holmes doet ook geen enkele moeite zich te hullen in de mantel van objectieve waarnemer. Naast zijn onderwerp houdt hij ook zichzelf voortdurend in de gaten. Hij becommentarieert zijn eigen stijl, soms zeer kritisch, waarmee hij zijn rol als interpretator van karakters en gebeurtenissen op een bevrijdende manier relativeert. Zijn partijdigheid is het leidmotief van al zijn boeken. Het bepaalt de oprechtheid van zijn verlangen met zijn personages in contact te treden, met altijd aanwezig het half ironische, half weemoedige besef van de onmogelijkheid van die onderneming: ‘Soms stelde ik me voor hoe ik, als een figuur ut de boeken van baronesse Orczy, Mary een fataal avontuur in de Luxembourg-gevangenis liet overkomen en dan zelf tussenbeide kwam om haar te redden, met het elegante elan van een Rode Pimpernel - “Uw trouwe biograaf, Madame, gekomen om U in de volgende alinea waarin een geheim valluik voorkomt, uit de nesten te halen”.’ (uit: Voetsporen) Iemand die zoiets schrijft kan al bijna geen kwaad meer doen, maar bovendien is het typerend voor de manier waarop Holmes feiten en interpretaties voortdurend uit elkaar houdt en tegen elkaar afweegt. In Voetsporen beschrijft hij zijn eigen intellectuele biografie, zijn ervaring van de jaren zestig vanuit een zolderkamertje in het Londense Paddington, als verklaring voor zijn belangstelling voor de generatie van 1790: Coleridge, Southy, Shelley, de Quincey en Mary Wollstonecraft, die allemaal droomden van een nieuwe wereld vol vrijheid en ruimte voor de verbeelding. Zijn eerste contact met Wollstonecraft was een brief die hij vond in de Centrale Bibliotheek van Liverpool, gedateerd 12 november 1792. Daarin kondigde ze aan dat ze de gevolgen van de Franse revolutie met eigen ogen wilde gaan zien: ‘Ik heb besloten over veertien dagen of drie weken naar Parijs te gaan; en dit keer zal ik niet stoppen in Dover, dat beloof ik u, want ik ga alleen - alles of niets is het parool.’ Parijs, alleen, alles of niets! De woorden sloegen als bliksem in het hart van de biograaf. In Voetsporen beschrijft hij die gebeurtenis door middel van een prachtige homerische vergelijking, waarin hij haar afschildert als een shakespaereaanse held die plotseling voor het voetlicht verschijnt. Gevolgd door de zin: ‘Ik had mijn voorbeeld en mijn gids gevonden.’ Een man die een vrouw tot voorbeeld en gids kiest. Pas wanneer je zoiets leest, met de bijbehorende ontroering, realiseer je je hoe zeldzaam dat is. Holmes had zijn heldin (die zich bij gelegenheid met Hamlet identificeerde) geen groter plezier kunnen doen met deze woorden en het is voelbaar hoezeer hij haar in al zijn beschrijvingen en overdenkingen over zijn schouder mee laat lezen. | |
Het lam en de schurkDoor de wisselende gezichtspunten is ook De feministe en de filosoof, net als Voetsporen, moeilijk in een literair genre onder te brengen. Hooguit kun je zeggen dat het de vorm heeft van een essay, samengesteld uit een combinatie van brieven, memoires en reisdocumenten. Daarbij is het geschreven in de stijl van een geliefde - maar een moderne geliefde, zoals William Godwin, die na haar dood door de geboorte van haar tweede kind in tien weken een boek over haar schreef dat een rel veroorzaakte door de openhartigheid en analytische toon. Holmes is eigenlijk minder objectief dan Godwin. Hij lijkt meer een combinatie van de twee - de analytische Godwin met zijn Memoirs en de geestdriftige Wollstonecraft met haar Scandinavische Letters. Ook daarmee bewijst hij beiden zijn eer. Want Godwin en Wollstonecraft beschouwden elkaar, half bij wijze van grapje, als twee zijden van de munt van de beschaving: rede verzacht door verbeelding, verbeelding getemperd door rede. Maar in weerwil van de titel gaat het boek toch vooral over Mary Wollstonecraft, gezien door haar eigen ogen en die van anderen. Holmes' bewondering voor de schrijfster beperkt zich niet tot haar onmiskenbare wapenfeiten, zoals haar moed tijdens de Terreur in Parijs of de reis die ze in 1795 naar Scandinavië maakte om een duister zaakje met een vrachtschip van haar eerste echtgenoot Imlay op te lossen. Eigenlijk vindt hij níéts aan haar níét geweldig. ‘De verscheidenheid van Wollstonecrafts praktische interesses is verrukkelijk en indrukwekkend tegelijk. Ze heeft uitgesproken meningen over allerlei dingen, van tuinieren tot gevangenishervorming en zelfs zeemonsters.’ Hij ziet haar als een voorloopster van Darwin. Coleridge, de moderne antropologie en het moderne denken in het algemeen op een manier die geen ‘objectieve’ biograaf zich zou veroorloven. Hij dweept met haar zoals de generatie van Coleridge en Shelley met haar dweepte. Zo veel bewondering lijkt gevaarlijk voor een boek, want de kans is groot dat het bij de lezer omslaat in irritaties en een regelrechte afkeer van dat bewonderenswaardige wezen. Dat dat niet gebeurt en dat hij bovendien kans ziet een reëel beeld van haar te schetsen heeft te maken met de manier waarop hij zijn bronnen gebruikt: die van de beschouwelijke Godwin, die van een schrijver die enige kritische woorden schreef over haar gevoelige natuurevocaties en die van Mary Wollstonecraft zelf. Zo kun je je afvragen waarom Wollstonecraft zich als een lam door die schurk van een Imlay, die haar ondertussen bedroog, naar de koude fjorden liet sturen. Misschien waren het praktische omstandigheden, zoals de zorg voor haar kind, die haar daartoe aanzetten en misschien paste het ook wel enigszins in haar neiging zichzelf als een tragische persoonlijkheid te zien. Een besef daarvan klinkt door in Holmes' verdediging van Imlay tegen de vele aantijgingen die zijn persoon van latere biografen heeft moeten verduren. Maar wat haar eigen aandeel in deze geschiedenis ook mag zijn, verwijten doet hij het haar niet. Wie ten slotte is beter dan de romantische literaire reiziger Richard Holmes in staat mee te voelen met iemand die op reis gaat om het echte leven aan den lijve te voelen en er een duidelijk zichtbare rol in te spelen, ‘zoals het moment in de toneelstukken van Shakespeare wanneer de held, na de gedempte openingsdialoog van de bijfiguren, plotseling uit een onverwachte hoek in de coulissen opkomt en begint te spreken met de overrompelende helderheid en zekerheid die een groot acteur in zijn rol legt.’ Alleen was, zoals Holmes ook schrijft, de held hier een heldin. En het enige wat aan dit prachtige boekje te betreuren valt, is dat de heldin zelf niet meer in staat is het te lezen. ■ |
|