Onderdrukte emoties
Het verhalendebuut van Rita Demeester
Stampvoeten in het donker door Rita Demeester Uitgever Meulenhoff, 144 p., f 26,50
Wim Vogel
De acht verhalen van de debuterende Vlaamse schrijfster Rita Demeester zijn allerminst wereldschokkend. Wie uit machteloze woede ‘stampvoet in het donker’, trekt niet alle aandacht. Stampvoeten in het donker is een ‘echt Vlaams’ debuut vol dominante en zeer rooms-katholieke moeders, met zwijgzame en afwezige vaders, een rijk ‘Diets’ verleden en veel benepen opvattingen over alles wat zweemt naar seksualiteit. En doordat bovendien vier van de acht verhalen eind jaren vijftig, eerste helft jaren zestig spelen, maakt de bundel bepaald geen experimentele indruk.
Demeesters personages en de situaties waarin zij hen beschrijft, lijken weinig gemeenschappelijks te hebben. Een meisje verliest een aanbeden broer, een zwakzinnige oudere man wordt door de familie voorgoed opgeborgen in een inrichting, een succesvol cellist neemt op een perverse manier wraak op de vermeende ontrouw van een licht-incestueus zusje, een scholier, opgesloten in een muurkast, verzint allerlei vormen van wraak op zijn soldateske onderwijzer: veel familiale treurigheid die sober en suggestief beschreven wordt en waarvan de essentie steeds weer geheim blijft. Ogenschijnlijk passen de hoofdfiguren zich aan omdat zij bijzonder goed weten dat uiting geven aan gevoelens tegen de code, tegen de vanzelfsprekende orde is. Die onderdrukte en vooral verborgen emoties komen het duidelijkst naar voren in de verhalen waarin een jeugd wordt teruggezocht om de betekenis te achterhalen van gebeurtenissen die lang geleden plaatsvonden.
Mooi is dat te lezen in ‘Wat is te breed?’, waarin een vrouw van zevenendertig er achter komt dat zij eigenlijk altijd al veel te weinig ruimte voor zichzelf opgeëist heeft. Toen zij twaalf was namen haar ouders, omdat je dat als goed katholiek gezin nu eenmaal dient te doen, een dertienjarig Antwerps en ‘vaderloos’ meisje gedurende de zomermaanden in hun huis op. Gwendoline, het schipperskind, confronteert de twaalfjarige met zaken die eigenlijk taboe zijn, met drank, met onverbloemde taal en met gevoelens waarvan kinderen feilloos aanvoelen dat het beter is die voor ouders verborgen te houden. ‘Ze kende woorden die ik nog nergens was tegengekomen. Ik dacht dat het te maken moest hebben met katholieke en socialistische bibliotheken, met het grote verschil daartussen. Gwendoline zag dingen waar ik nooit eerder op had gelet. (...) In die tijd was liefde voor mij: trouwen in een lange, witte jurk. Voor haar was het meer gescharrel van dieren. Zij opende mij de ogen.’ Wat Gwendoline haar met name geeft, is een stoomcursus assertiviteit: opkomen voor jezelf, je niet laten wegdrukken, zeggen wat je op je lever hebt. Als na de zomervakantie Gwendoline terugkeert naar het wufte Antwerpen, sneeuwen haar lessen onder, klapt het wereldje weer dicht totdat, vijfentwintig jaar later, de inmiddels gescheiden vrouw onderkent dat zij Gwendoline min of meer verraden heeft door ook in haar huwelijk nooit iets voor zichzelf te eisen, door meer te geven dan te nemen.
Rita Demeester
diane baeyens