Zo'n puber van het wereldwijze soort
Herman Kochs onnoemelijke ergernis
Red Ons, Maria Montanelli door Herman Koch Uitgever Meulenhoff, 143 p., f 27,50
Beatrijs Ritsema
De gebeurtenissen in Herman Kochs roman Red ons, Maria Montanelli zijn dramatisch genoeg om er een zwaar op de maag liggend geheel van te maken: drie sterfgevallen, een verwijdering van school en een vreemdgaande vader, dat is niet niks in het leven van een puber. Toch blijft de hoofdpersoon, een jongen van een jaar of vijftien, er opmerkelijk stoïcijns onder. Het is zo'n puber van het wereldwijze soort, zo eentje die op school en thuis het bloed onder je nagels vandaan kan halen vanwege zijn grote bek en die dan ook prompt tot klassevertegenwoordiger wordt gekozen zonder verder iets constructiefs met deze functie te ondernemen.
Ondanks de narigheid waar deze (naamloze) hoofdpersoon mee te maken heeft, is het boek uitgesproken luchtig van toon. Dat komt doordat de jongen in de beschrijving van zijn wederwaardigheden een enorme afstand inbouwt; hij vertoont een blaséheid die hem enerzijds oud en der dagen zat doet lijken en die anderzijds toch wel weer typisch puberaal is. De sfeer van het boek roept onweerstaanbaar die andere klassieke puber uit de wereldliteratuur op: Holden Caulfield uit Salingers The Catcher in the Rey. Het bokkige verzet tegen alles wat onecht is (bij Salinger samengevat met het begrip ‘phoniness’) zit in dit boek in de onnoemelijke ergernis die de hoofdpersoon koestert voor zijn woonomgeving, de sjieke Beethovenstraat-buurt in Amsterdam-Zuid, en voorde aldaar gevestigde school, het Maria Montanellilyceum. In deze buurt wonen de vreselijkste mensen: ‘Van die opgefokte menopauzekoppen waar je werkelijk schele hoofdpijn van krijgt als je dat te lang aan moet zien hoe ze in hun dure bontjassen hun eigen weerzinwekkende spiegelbeeld in de etalageruiten lopen te bewonderen. of van die te dikke of juist veel te dunne mannen die daar in hun maatpakken ook een beetje gezellig lopen te winkelen of ze niks beters te doen hebben.’
En op school is het al niet veel vrolijker: ‘Wat er op het Montanelli nog bijkwam, dat was dat ze ervan overtuigd waren dat ze werkelijk de leukste school van de wereld hadden uitgevonden. Dat was eigenlijk het ergste van alles. Op een normale school zou je tenminste nog kunnen denken dat het allemaal niet aan jezelf lag, maar het Montanelli vond zichzelf zo leuk dat je gewoon gek was wanneer je er anders over dacht.’
Kochs parlando-achtige schrijfstijl draagt verder in niet geringe mate bij aan de associatie met Salinger. Het is een enigszins amechtig aandoende woordenstroom, een monoloog van iemand die een relaas over zichzelf houdt, zich daarbij niet ontziet om tal van zijsporen in te slaan, maar toch altijd wel weer terugkeert bij zijn uitgangspunt.