VN Vrij Nederland
Boekenbijlage
11 maart 1989 - nummer 10
Boekenweek nummer 1989
Geluk van zeer goede kwaliteit
Eindelijk: de brieven van Jan Hanlo
Carel Peeters
Het was wel bekend dat Jan Hanlo een frenetiek schrijver van brieven was, maar dat ze zijn gedichten en proza zo in kwantiteit achter zich zouden laten is onthutsend. Hanlo was tot nu toe in literair opzicht een pietepeuterige minimalist; nu ineens ontpopt hij zich voor het grootste deel van zijn lezers tot iemand die in veel brieven tegen zichzelf moet zeggen dat hij nu maareens moet ophouden omdat hij zich anders door de nacht heen schrijft en helemaal niet meer aan slapen toekomt.
Hanlo was een knutselaar in de literatuur en een Pietje precies, wat zijn produktie niet groot maakte (hij sprak dan ook van een ‘microproduktie’). Hij kon zich zo in een literair of filosofisch probleem vastbijten dat hij soms niet meer wist hoe het nou precies zat. Hij zat dan vast. Het schrijven van brieven compenseerde dan het gevoel niets uit te voeren: ‘Wat niet los wil in studie of een eerzame dienstbetrekking of winstgevend proza of roemwinnende poëzie vindt een uitweg in de simpele brief,’ schreef hij ongevraagd op 15 februari 1960 aan Jacques van Hattum, nadat hij eerst Adriaan Morriën had geprobeerd te verleiden tot het frequenter beantwoorden van zijn brieven.
In zulke perioden was hij ten prooi aan een ‘correspondentierage’, zoals hij ook lange tijd maniakaal kon roken en drinken, zodat hij goed bekend raakte met de binnenkant van de politiebureaus in Amsterdam en Valkenburg. In het motorrijden overschreed hij ook menigmaal de grens door snelheden te halen van 160 kilometer (en meerdere malen over de kop te gaan). Over deze periodieke (en veelzijdige) behoefte aan mentale en fysieke escapades is hij meestal niet al te uitvoerig, behalve in de brieven aan Bernlef en Schippers over zijn vakantie in Sevilla. Hij vertelt daarin met een zeker bravoure hoe vreemd hij zich heeft gedragen tijdens zijn dronkenschap. Het was daar feest, en feesten (ook carnaval) trokken hem onweerstaanbaar aan. Dit waren allemaal variaties op de overcompensatie, want in principe leidde Hanlo een teruggetrokken bestaan in een eenkamerhuisje in Valkenburg. Toen hij na de oorlog in Amsterdam bij Schoevers werkte als leraar Engelse handelscorrespondentie, ontpopte hij zich tot zo'n ‘fanatiek peinzer’ dat hij in een psychose raakte en een halfjaar moest worden verpleegd (met lucide precisie beschreven in Zonder geluk valt niemand van het dak). Dat hij aan het eind van zijn leven (in 1969) de Marokkaanse jongen Mohammed een Nederlandse opvoeding wilde geven was een niet minder buitennissig plan, waarvan het gebrek aan werkelijkheidsgehalte hem geheel ontging, hoe zorgvuldig en met hoeveel consideratie hij ook te werk ging bij de uitvoering ervan (zie zijn minst vitale brieven uit Marokko in Go to the Mosk).
Jan Hanlo, tekening Dirk Wiarda
Er stak in Hanlo iets uitzonderlijks. Hij heeft gedichten en zinnen geschreven van grote geheimzinnigheid, ook al zijn ze uiterst eenvoudig. Uitspraken of zinnen als ‘Mensen zijn toch leuke dingen’, ‘Geluk van zeer goede kwaliteit’ hebben het eeuwige leven; een gedicht waarin omgekeerd geleefd wordt als ‘Wij komen ter wereld’ (het begint in een graf en eindigt in de kindertijd) is onontkoombaar goed en verloopt met zoveel rustige gedragenheid dat de laatste regel (‘Achter ons blijft een verlaten vlakte’) een grote tevredenheid oproept. Hanlo wist dat hij iets uitzonderlijks had, vandaar dat hij recalcitrant eigenzinnig kon zijn. In deel I van de Brieven staat een gedeelte van een brief aan de behandelende geneesheren van de inrichting in Heiloo, waarin hij schrijft dat zijn psychotische fantasieën hun leven nu wel gehad hebben. Hij denkt bijvoorbeeld niet meer dat God iets speciaals met hem op het oog had en dat hij ‘een soort martelaarstaak in navolging van Christus' lijden had’. Hij vraagt wat er nu van hem wordt verwacht, onmiddellijk gevolgd door: ‘Niet ieder kan volkomen gelijk gemaakt worden aan een bepaalde vooropgezette norm van normaliteit. Wil mij niet té veel genezen. (...) Een mens met artistieke neigingen zoals ik zal moeilijk al zijn eigenheid kunnen verliezen.’
Hanlo gebruikte de ‘correspondentiemachine’ als een manier om zijn gedachten los te schrijven. Niet zelden vraagt hij in de brief zelf al of de geadresseerde de brief wil bewaren omdat er iets in terecht is gekomen dat zich leent om te worden omgewerkt tot literatuur. Het gevolg is dat deze brieven in alle opzichten tot zijn literaire oeuvre behoren omdat er zoveel in staat dat al literatuur is. Ze geven leven en werk van Hanlo een achtergrond en tegelijk veel voorgrond.