Speculerend spelen
Zou de auteur zelf wel eens een halve dag in een speelautomatenhal of aan de roulettetafel hebben doorgebracht? Deze balorige gedachte drong zich aan me op toen ik Gokkende mensen van G. Kuiper, hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit, uit had. Een sociaal-wetenschappelijk boek over gokken kán boeiende literatuur opleveren. Ik denk dan aan een aantrekkelijk verwoord verslag van een combinatie van een participerend onderzoek en een historische analyse. Een socioloog die bij voorbeeld over het casino wil schrijven, zou zich moeten verdiepen in de geschiedenis van dit instituut en zich een paar maanden in Valkenburg of Scheveningen als croupier verhuren.
Voor deze strategie heeft Kuiper niet gekozen. In plaats van een beschrijving van gesprekken met verslaafden aan de eenarmige bandiet op het Damrak, of van het groepsgedrag tijdens bingo-avonden op het platteland, presenteert Kuiper wat sociologen en sociaal-psychologen voor hem over gokken en gokverslaving te berde hebben gebracht.
Het resultaat is niet bijzonder inspirerend. De ene theorie na de andere maakt haar opwachting. Moedeloos makende rijtjes van oorzaken, gevolgen, factoren, typen, klassen, kenmerken. Zelfs het beruchte AGIL-model van Talcott Parsons - bejubeld in de jaren vijftig, verguisd in de twee decennia daarna, nu vergeten - wordt nog een keer geduldig uitgelegd.
Wie is bestand tegen zo'n taxonomische overkill? Is het boek nu werkelijk ‘een must voor allen die werkzaam zijn in de sociale en medische hulpverlening, voor criminologen en voorts voor iedereen die geïnteresseerd is in het verschijnsel gokken’, zoals de achterflap vermeldt? Het is gelukkig niet alles ‘sociologische zienswijzen’ wat de klok slaat. Het hoofdstuk over het werk van Gamblers Anonymous is interessant. Gamblers Anonymous is, net als de AA, een vereniging van zelfhulpgroepen. Ook bij de gokverslaafden wordt er veel aandacht besteed aan hun naaste familie, voor wie zelfs een soort zusterorganisatie in het leven is geroepen, Gam-Anon.
Nederland telt 110.000 gokverslaafden, voor een belangrijk deel aan de fruitautomaat en aanverwante geldverslinders. Toch is Kuiper niet bijzonder ongerust. Hij beschouwt gokken in de eerste plaats als een spel, als ‘speculerend spelen’. Acuut gevaar voor verslaving bestaat er volgens hem niet. Maar een zeker risico loopt de recreatiegokker natuurlijk wél. Wat te doen, als gokken ‘bijna zo oud als de mensheid’ is? In verbieden ziet Kuiper niets, wél in voorlichting waarin op de risico's wordt gewezen en in hulpverlening als het onheil al is geschied. Vooral familie, vrienden en kennissen kunnen hier goede werken verrichten.
AvI