Music for the millions
De problemen die Overduin aan de orde stelt, zijn vraagstukken van groot gewicht. Geen van de kwesties is op echt bevredigende wijze opgelost door andere deskundigen, die minder gezegend zijn met genoemde eigenschappen en meer met andere, zoals een al of niet saaie, maar in elk geval systematische betoogtrant, ambtelijkheid en handigheid. Overduin behandelt een aantal museale taken die problematisch zijn en dat zullen blijven, ook al doek je alle educatieve diensten op en pest je de sociologen uit het museum. De opvang van de toenemende aantallen bezoekers die als belastingbetalers de musea in hoge mate financieren is een van die blijvende problemen. De opleidingseisen die gesteld moeten worden aan museummedewerkers is een andere kwestie: is een ‘echte kunsthistoricus’ toch het beste, of verdient een bredere samenstelling van deskundigheden de voorkeur; moet je het hebben van zakenlieden à la Becht, moet je privé-verzamelaars de ruimte geven, of ligt het heil toch bij een ‘echte ambtenaar’?
Weer een ander probleem waarop Overduin de aandacht vestigt, is de ‘Grote Klapper’ ook wel aangeduid als ‘blockbuster’, ‘Goldausstellung’, ‘monsterexpositie’ of ‘publiekstrekker’. Het gaat om tentoonstellingen zoals Het Goud der Thraciërs of La Grande Parade, waar meer dan honderdduizend bezoekers mede door de aandacht in de kranten, het NOS-journaal en de talkshows, in rijen langsschuifelen. Overduin noemt ze museale ‘Music for the millions’.
Het verzamelen van eigentijdse gebruiksvoorwerpen en meer in het algemeen van produkten van de arbeidersbeschaving of de populaire cultuur is een ander keuzeprobleem dat nadere overweging vergt, evenals de ‘verpretparking van het museum’ waarmee Overduins tekst wordt besloten. Er volgen nog een naschrift van mr. dr. A.J.E. Havermans, burgemeester van Den Haag, en van de redacteuren, J. Vaessen en W.H. Vroom. Met gepaste eerbied memoreren zij het vroegtijdge overlijden van de auteur.
Het is een voor sommigen omstreden, en ook een voor de auteur zelf niet altijd onverdeeld vreugdevol, maar in ieder geval welbesteed, visionair en verre van saai leven geweest. De visie van Overduin voorzag niet in het gedurende vijf maanden voor het publiek sluiten van het Haags Gemeentemuseum en wel in het reizen van de eigen collectie; kortom stof voor een belangrijke en interessante discussie, die het verdient metterdaad gevoerd te worden, ook al leiden niet alle door Henk Overduin aangedragen oplossingen tot heil en zegen.
■