Lichaamscultuur
Zelf lijkt u erg ambivalent tegenover de lichaamscultuur van de jonge Duitsers in de Weinmarrepubliek te staan. Dat wil zeggen, in het boek lijkt Paul zich er onmogelijk onbevangen aan over te kunnen geven.
‘Ja, hij staat ambivalent tegenover alles en iedereen. Zijn karakter is louter ambivalentie. Ironisch genoeg leek Duitsland in die tijd voor een Engelsman het meeste vrije land van Europa. Daarom gingen we ernaar toe; in Duitsland kon en mocht alles. Wat de Weimarrepubliek zo aantrekkelijk maakte, was het natuurlijke socialisme dat daar heerstte. Geld speelde een ondergeschikte rol: seks kost niets, de zon kost niets, zwemmen kost niets. Bij uitstek geschikt voor jonge mensen, dus. In Engeland heerste een verstikkend moreel klimaat. Het land verkeerde in het laatste stadium van het Engelse imperialisme en was bijzonder reactionair.’
Hoewel een dergelijke ongeremde manier van leven voor iemand uit Engeland uiterst bevrijdend moet zijn geweest, krijgt de lezer toch ook de indruk van een zekere geesteloosheid. Men weigerde zich in elkaar te verdiepen, of in wat dan ook. Nadenken was een zonde.
Foto van Herbert List. Uit: Herbert List, ‘Junge Männer’. Foto's met een inleiding van Stephen Spender, uitgegeven door Thames and Hudson, f 119,40, importeur Nilsson & Lamm.
‘Ja, zeker in het geval van Joachim, de fotograaf in het boek. Hij wil niet over ideeën praten. Hij probeerde wel serieus van dag tot dag te leven, iets wat List in werkelijkheid ook zijn hele leven lang heeft gedaan. Zoiets zou Paul toch wel als iets verschrikkelijks beschouwd hebben. Joachim leidde het soort leven dat zich voortdurend door het leven van anderen beweegt. De verhoudingen met mensen die hij aanging waren opzettelijk oppervlakkig. Hij voelde zich aangetrokken door lichamen, en hij mocht mensen juist vanwege hun oppervlakkigheid. Ik heb daar wel een zwak voor. Op een gegeven moment stelde hij me voor samen een dergelijk vluchtig leven te gaan leiden, ons leven lang te zwerven en hier en daar iemand op te pikken. Op een bepaalde manier trekt me een dergelijke levenshouding wel aan.’
Maar het is het soort leven dat Paul nooit zal kunnen leiden.
‘Inderdaad ja, daar is hij veel te serieus voor. Hij schrijf poëzie, hij leest de hele tijd. Hij is een buitenstaander.’
Is het ook niet juist deze achteloze manier van leven van de ‘kinderen van de zon’ die het fascisme zijn kans heeft gegeven? Valentine Cunningham verwijt in zijn boek over de literatuur van de jaren dertig de linkse, vaak communistische schrijvers uit die periode dat zij te naïef waren, dat zij geen besef van het kwaad in de wereld hadden. U heeft daartegen ingebracht dat veel schrijvers met een groot besef van het kwade in de mens uit cynisme aan de fascistische kant terecht kwamen.
‘Ja, dat is waar. Maar inderdaad, de nazi's hadden ook te maken met diezelfde lichaamscultuur. De nazi's kwamen onder meer voort uit diezelfde jeugdbewegingen in Duitsland. Iemand zou eens een studie moeten schrijven over idealisme. Dat zou een heel interessant boek kunnen zijn. Toen Hitler aan de macht kwam, in 1933, waren er vrienden van mij, zelfs Engelsen, zelfs socialisten, die achter hem stonden. Dick Crossman, bijvoorbeeld, die later een vooraanstaand lid van de Labour Party is geworden. Men zei: iedereen is gelukkig, de werkgelegenheid is groter, iedereen is er tevreden mee, het is een populaire volksbeweging. In zekere zin was het een soort apotheose van die hele lichaamscultuur. De enige keer in mijn leven dat ik dan ook iemand de deur uitgezet heb, was toen een Duitse vriend van mij, een filosoof, met dat verhaal kwam aanzetten. Hij kwam me vertellen dat dit het socialisme was waar we op gewacht hadden.’
Toch spreekt Paul van een ‘openbaring’ wanneer hij zijn verblijf in Duitsland samenvat.
‘Ik kom uit een zeer puriteins gezin. Heel ascetisch en geen woord over seks. Het is moeilijk je een idee te vormen hoe geremd de mensen toen waren. Toch realiseerde ik mij voortdurend dat ik nooit helemaal zoals die mensen in Duitsland zou kunnen zijn, omdat ik te intellectueel was. Ook in lichamelijk opzicht. Ik bedoel, wanneer je het strand opgaat en de mensen daar bekijkt, zien de intellectuelen er zelfs poedelnaakt nog intellectueel uit. In het boek gaat Paul ook maar twee keer echt met iemand naar bed. Joachim beschouwt hem als een vriend om wandeltochten mee te maken, niet als iemand waarmee hij een verhouding zou kunnen beginnen.’