P.C. Kuiper
Vervolg van pagina 1
luisteren) en door het maken van wandelingen. Vooral het schilderen blijkt bij Kuiper een nuttige ondersteuning van de medicatie te zijn: ‘Toen de impulsen tot activiteit terugkwamen, versterkte de activiteit op zijn beurt weer de impulsen en er kwam weer vaart in het leven. Lust aan en lust tot herstelden zich. Ik merkte dat ik met het schilderen angsten die zich meldden de baas kon. Daar ik visuele werkelijkheid wilde uitbeelden, schiep het schilderen een stevige band met de realiteit en zo werd ik bevrijd uit de gevangenis van mijn eigen ik.’ Aldus Kuiper in een terugblik. In het boek staan zestien kleurenreprodukties van Kuipers schilderijen, gemaakt aan het begin en het einde van zijn ziekte.
Ver heen is een fascinerend boek. Kuiper beschrijft zijn ziekte heel levendig; achteraf kan de psychiater veel details over de patiënt meedelen. Om het ziekteproces te verklaren onthult Kuiper ook veel over zijn eigen leven. In het op één na laatste hoofdstuk lijkt Kuiper weer de ‘onaangevochten autoriteit’ die precies weet hoe het zit: hier geeft hij een overtuigend klinkende beschrijving van de factoren in zijn leven die uiteindelijk tot de psychotische depressie hebben geleid. Een virusinfectie ondermijnde zijn weerstand; pensionering en verlies van een vriend ontnamen hem de illusie van een eeuwige jeugd. Daardoor kon hij zijn heftige, van thuis meegekregen angsten voor de dood niet meer bedwingen. Kuiper kan zichzelf als ‘casus’ bijzetten in de psychiatrische vakliteratuur.
Het boek geeft echter ook een vreemde kijk op het vak dat Kuiper beoefent. In het tweede hoofdstuk maakt Kuiper duidelijk dat hij de psychoanalytische theorie van groot belang vindt voor de psychiatrie. Verder betoogt Kuiper op diverse plaatsen dat een diagnostisch systeem van grote waarde is voor zijn vak. Het is echter schokkend om te merken dat de door Kuiper gepropageerde theorie en diagnostiek eigenlijk niets waard zijn voor de behandeling van zwaar depressieve of psychotische patiënten. Achteraf kan Kuiper met behulp van theorie en diagnostiek weliswaar verklaren waarom hij ziek werd, maar voorde behandeling maakte dit totaal niets uit. Het lijkt alsof Kuiper professor in de weetnietkunde is: zijn verklaringen leiden nergens toe. Misschien is de tegenstelling tussen verklaren en behandelen wel het grootste drama van het hele boek.
De medicijnen die Kuiper kreeg, werden hem niet verstrekt op basis van inzichten in de psychoanalyse of op grond van een mooi diagnostisch systeem. Hij kreeg simpelweg zijn medicijnen omdat de angsten te hoog opliepen. Ook voor de beslissing om met bepaalde medicatie te stoppen was weinig kennis nodig: Kuiper kreeg te veel bewegingsstoornissen. Dat was gemakkelijk te zien. Vervolgens werd het ‘verboden’ medicijn op hem toegepast, omdat er weinig anders meer op zat; bovendien was er in Bloemendaal een specialist die kennelijk, meer dan zijn collega's, wat ervaring had in het onder controle houden van de bijwerkingen van dit geneesmiddel. Ook dat had niets te maken met psychoanalyse of Kuiperiaanse diagnostiek. De staande ovatie die Kuiper aan het begin van zijn boek ontving van de confererende therapeuten sloeg kennelijk vooral op zijn vaardigheid in het vertellen van een verhaal. Niet op de bijdrage die hij aan de behandeling van depressie heeft geleverd.
In de terugblik op zijn leven en ziekte laat Kuiper telkens weer blijken dat hij door bijna iedereen als een groot geleerde wordt beschouwd. Pedanterie en ijdeltuiterij is hem niet vreemd, maar waarschijnlijk is psychiatrie nog zo'n ouderwets vak waar de hiërarchie strikt gereglementeerd is. Misschien zijn psychiaters zich zo bewust van hun positie in de hierarchie, omdat ze verder ook niet zoveel in hun leven hebben?