Petticoat
De dode broer is in het hele boek steeds als een schim op de achtergrond aanwezig, ook al komt hij in lang niet alle verhalen ter sprake. Het is alsof zijn dood het denken over alles wat maar enigszins onaards is in werking heeft gezet. In Arme engelen wordt dus veel verteld over dat wat moeilijk te vertellen is. Het gaat in de verhalen vaak over iets jenseitigs, of dat nu de dood, het verleden, het onzichtbare, het herinnerde, het toverachtige of de keerzijde van de liefde is. Maar het kan ook gewoon over de overkant van de straat gaan. Zo beschrijft Koevoets in het verhaal ‘De overkant’ met veel inlevingsvermogen de zevende verjaardag van het meisje Tonia, dat 's ochtends vroeg een prachtige petticoat vindt op haar versierde stoel. ‘Er lagen lakschoentjes onder, er lagen sokjes met opengewerkte randjes, er was een met bloemen versierd blad waarop in krullende letters “Hartelijk gefeliciteerd”, en daaronder “Trek mij aan”.’ Tonia waagt zich in haar petticoat op straat, ze waant zich een prinses, maar ze weet zich begluurd door de ‘fatsoenlijke’ burgers van de overkant. De eerste stappen op weg naar het vrouw-zijn worden ruw onderbroken door gekke Jantje van de visboer, die over haar verjaarscadeau heenpist. De petticoat hangt slap neer: ‘Alles even bedrieglijk.’
Pamela Koevoets
steye raviez
De werkelijkheid is in Arme engelen steeds harder dan de droom, Koevoets windt er geen doekjes om, maar er worden telkens pogingen ondernomen om die werkelijkheid te ontstijgen, kleine hemeltjes op aarde te vinden. De wil tot dromen en fantaseren is voortdurend aanwezig. Oude vrouwtjes veranderen in engelen, meisjes in toverheksjes en koeien dansen als poezen. Het zou dan ook erg makkelijk zijn om cynisch te worden over de verhalen, want bij zoveel gevoeligheid ligt de sentimentaliteit natuurlijk wel op de loer. In ‘'t Is aber easy als je schön bent’ (wel een prachtige titel overigens) gaat Koevoets mijns inziens net iets te ver. Het verhaal over de ‘wunderschöne deutsche Anna’ wordt soms een beetje erg verdrietig.
Voor het merendeel kunnen de verhalen de toets der kritiek echter met gemak doorstaan. Met name het titelverhaal ‘Arme engelen’, ‘Masker’, ‘De overkant’, ‘De toverkant’ en het laatste verhaal, ‘De liefdesbrief’, zijn erg sterk. Koevoets neemt soms een hoge vlucht maar komt met haar humor en haar tussen-neus-en-lippen-door-vertelwijze steeds weer op haar pootjes terecht. Het verhevene mengt zij met groot gemak met het banale, zodat mooie, aardse sprookjes ontstaan. Tevens is het verbazingwekkend zoals Koevoets erin geslaagd is de verschillende thema's en motieven door het hele boek heen te weven, wat van Arme engelen een hechte bundel maakt. De broer bijvoorbeeld, aanstichter van al dat gedenk over de ‘overzijden van de werkelijkheid’ keert in het laatste verhaal schijnbaar en passant terug, als de ‘ik’ tot acceptatie van zijn dood komt. ‘“Lieve broer,” fluisterde ik tegen al het bestaande, want hij was er dus niet meer, mijn broer. “Wat heb je toch een fantastische verwarring aangericht in dit hoofdje. Ik hou van je”.’
Bovendien verdient Koevoets een compliment voor haar volkomen eigen stijl en ritme. Veel verhalen wekken de indruk aus einem Guß neergeschreven te zijn, zo persoonlijk is het proza van Koevoets. Soms is het zo verdicht en verdikt, dat het aan de poëzie grenst. In korte alinea's wisselen gedachtenflarden, invallen, observaties en humoristische commentaartjes (‘kramp in het nekje’) elkaar snel af. Waar het soms aan ontbreekt is de precisie, maar ja, Koevoets heeft dan ook de moed gehad het gebod van Wittgenstein (‘Worüber mann nicht sprechen kann...’) te overtreden. Je moet eraan wennen, aan dat eigenzinnige taaltje van Koevoets, maar wie zich eenmaal over die barrière heeft heengezet kan heel wat moois vinden in Arme engelen.
■