Sprookjeskasteel
De betekenis van Joseph Haydn is lang onderschat. Hoewel hij tijdens zijn leven vermaarder was dan enig ander componist - alleen Händel biedt in dit opzicht vergelijkinsmogelijkheden - ging al kort na zijn dood alle aandacht naar de muziek van Mozart, Beethoven en de eerste romantici. Vergeleken met de korte en tragische levens van Mozart en Schubert, geplaatst tegenover de titanische Beethoven en zijn strijd tegen het noodlot, leek de figuur van Haydn niet zo tot de verbeelding te spreken. Hij leefde immers lang en gelukkig, men noemde hem ‘Papa’ Haydn, een epitheton dat tijdens zijn leven respect en innigheid uitdrukte, maar later in oubollige zin werd gebruikt.
Joseph Haydn
david levine
Het leven van Haydn was wel lang, maar het is buitengewoon overzichtelijk gestructureerd. De drie locaties waar het zich afspeelt bepalen ook de structuur van dit boek: Wenen, voor de eerste en laatste jaren, Engeland of beknopter, Londen en, het allerbelangrijkste, Esterháza, het ‘sprookjeskasteel’ waarnaar Robbins Landon zijn derde hoofdstuk noemt. Het was het zomerverblijf van de familie Esterházy bij wie Haydn bijna vijftig jaar lang in dienst was. De Esterházys behoorden in de Hongaars-Oostenrijkse monarchie tot de zogenaamde ‘nieuwe adel’. Ze hadden, na het verdrijven van de Turken, onmetelijke stukken land verworven, ze waren door dik en dun trouw aan de Habsburgers, die hen daarvoor rijkelijk beloonden, en ze wisten al dit bezit nog door sluwe huwelijken uit te breiden. Ze voerden een grote staat in hun kastelen in Eisenstadt, in Wenen en, sinds 1766, op Esterháza. (Men vindt dit sprookjeskasteel, nu nog, vlak over de Oostenrijks-Hongaarse grens, in Fertöd, circa 20 kilometer ten zuiden van Sopron; het is met zijn Haydniana een must voor muziekliefhebbers!). De jaren dat Haydn daar als Kapellmeister werkzaam was, waren jaren van een onvoorstelbare produktiviteit en werkkracht.
Elke ochtend diende hij zich, conform zijn contract, in vol livrei bij de Vorst te presenteren om zijn orders te vernemen. ‘Mijn gewoonte om al vroeg kant en klaar te zijn, dateert uit die tijd,’ zei Haydn later tegen een van zijn biografen. De prinsen en graven kwamen en gingen, Haydn bleef. Sommige van zijn principalen waren verlichte geesten: Anton bijvoorbeeld had in Leiden gestudeerd, sprak vele talen en liet via diplomatieke post de boeken van Jean-Jacques Rousseau - die de Habsburgse censor niet getolereerd zou hebben - uit Holland komen. Voor allen gold dat ze geweldig op muziek gesteld waren. Voor Nicolaus, met wie Haydn het langst te maken had, ‘was de liefde voor muziek zelfs bijna een obsessie’. Zo componeerde Haydn voor hem liefst 175 trio's met een bariton, een soort gamba die Nicolaus met vaardigheid bespeelde.
Altijd moest er muziek zijn, voor het orkest - vele tientallen symfonieën, voor de kerk, missen en religieuze muziek, voor het theater, opera's en voor de geweldige feesten die volgens de couranten soms wel 1300 gasten trokken. Haydn was componist, dirigent, opera-directeur - er vonden in totaal meer dan duizend opvoeringen plaats - manager, bewerker. Bij al die activiteiten komt hij naar voren als een man met zelfkennis, met tact, een man die feilloos zijn plaats wist. Dat talent voor diplomatie kwam natuurlijk heel goed van pas bij de vele conflicten die in zo'n streng hiërarchische samenleving aan de orde van de dag waren. Beroemd is zijn tussenkomst in het conflict met de orkestleden die, omdat Esterháza te klein was om alle gasten te herbergen, hun vrouwen in de stad moesten laten. Hij componeerde zijn Abschiedssymphonie waarin de musici één voor één hun kaarsje op de lessenaar doven en vertrekken tot er maar twee - Tomasini en Haydn zelf - overblijven. De vorst begreep de hint en gaf toestemming het verblijf op het zomerkasteel te bekorten.
In 1790 is het sprookje opeens afgelopen. Nicolaus sterft plotseling en zijn en opvolger, Anton, ziet geen kans de exorbitante kosten voor opera en orkest op te brengen. Hij stelt Haydn op non-actief met een levenslange toelage.
Maar de naam Haydn, de schepper van tal van symfonieën en kwartetten waarin hij de grondslag legt voor het klassieke idioom, heeft dan al in heel Europa een magische klank. De uitnodigingen stromen toe. Met zijn instinct voor de juiste plaats kiest hij voor Engeland, voor Londen. ‘In elk opzicht,’ schrijft Robbins Landon, ‘een vrije stad in een land gezegend met de grootst mogelijke politieke en persoonlijke vrijheid.’ Mozart, groot vriend en bewonderaar, probeert hem in 1790 tegen te houden: ‘Papa, je bent niet geschikt voor die grote wereld, je spreekt geen talen!’ Waarop Haydn: ‘Ach, mijn taal verstaan ze overal!’ Ze blijven de laatste dag samen en scheiden onder tranen.
De jaren in Londen (1791-1795) worden jaren van glorie. Zijn feeling voor zijn eigen plaats correspondeert wonderwel met de Britse omgangscodes. Hij wordt herhaaldelijk op Buckingham Palace uitgenodigd. Hij brengt de Engelsen in verrukking met zijn ‘Londense Symfonieën’. Oxford maakte hem doctor honoris causa, sonoris causa eigenlijk. Het is in Londen dat hij de vroege dood van Mozart verneemt en hij zegt dan iets dat aangeeft dat dat gevoel voor zijn eigen plaats ook in existentiële zin voor hem geldt: ‘Mozart was wérkelijk een groot musicus. Mijn vrienden hebben mij vaak gevleid met de opmerking dat ik iets geniaals had, maar hij was verreweg mijn meerdere!’