Jacob Cats
Tussen de twee polen met Van Dis aan de ene en Brink aan de andere kant houdt zich een immer uitdijende groep Bekende Nederlanders op wier boeken en boekjes al dan niet gepaard gaan met literaire pretenties, variërend van Mies Bouwman tot Freek de Jonge; van Seth Gaaikema tot Cherry Duyns. Aan deze groep heeft zich kort geleden Robert Long toegevoegd. Zijn pas verschenen Wat wil je nou is de eerste roman van een Bekende Nederlander die de oppermacht van de human interest weet te koppelen aan de verloren gewaande opgeheven vinger van Jacob Cats. Ten eerste is er de schaamteloosheid waarmee Long zichzelf in Wat wil je nou als hoofdpersoon presenteert. In de eerste hoofdstukken legt hij uit waarom hij is gaan schrijven (om op zoek te gaan naar ‘het geheim’; om nu eens te zeggen wat hij écht bedoelt want, zo is Long van mening, in interviews vind je je woorden immers altijd verdraaid terug) en stelt ons vervolgens zijn fictionele hoofdpersoon voor: Nol Terborg, een - ik verzin het niet! - Bekende Nederlander die tobt met zijn relatie met ene Joost en die er eigenlijk niet van houdt Bekende Nederlander te zijn.
Robert Long
Wat wil je nou bestaat uit passages waarin beurtelings Long zelf, en vervolgens zijn hoofdpersoon Nol Terborg het woord neemt. Van onduidelijkheid houdt Robert Long niet: waar hij zelf aan het woord is, is de belettering in Wat wil je nou rozekleurig; Nol Terborg krijgt de zwarte belettering toegewezen. Deze ingreep is blijkbaar nodig want: ‘Anders begrijpt niemand meer hoe dat verhaal van ons nou precies in elkaar steekt, van Nol en mij. En dan liggen wij straks ook in de ramsj.’
Long laat Nol Terborg vele, vele dialogen voeren met geliefden en ex-geliefden (‘Toen je me vertelde dat je meer wilde zijn dan een losse neuker, heb ik gezegd dat ik bij Benno bleef’), om vervolgens commentaar te leveren op het wel en wee van Nol en ons als lezer op afgrijselijke wijze toe te spreken: ‘Wanneer, op welk tijdstip, u dit boek leest weet ik natuurlijk niet, maar laten we het er maar op houden dat het 's avonds gebeurt, (...) uw partner ligt er al in zeker? Nou zie je wel, lees dan nog maar effe lekker verder. Weet je wat, haal nog een glaasje en plak er nog een half uurtje bij aan. Ik wacht wel even. Gezellig toch?’
Gezellig toch? Het wordt allemaal nog véél gezelliger als Long zijn moraalgevulde ei kwijt moet: aids wordt opgeblazen door de media met het oog op een hetze tegen homo's en Bekende Nederlanders houden niet van het zetten van handtekeningen in hun vrije tijd - ziehier twee van de opinies, geplukt uit Wat wil je nou. In de gedaante van agnostisch dominee nodigt Long de lezers uit om rond zijn borreltafel te komen zitten en zijn diepzinnigheden aan te horen: ‘Wat wij beschaving noemen, is niets anders dan met uiterste inspanning binnen de perken gehouden gekte.’ Is dat juist? Misschien. Is het literatuur? Never.
Waarom maakte een flodder als Wat wil je nou mij kwaad? Niet omdat het een drakerig, pralerig, harkerig boek is waarin de schrijver zelfs niet het benul heeft sommige dingen te moeten suggereren in plaats van alles, ja élles uit te leggen. Ook niet omdat Longs kleffe gemoraliseer me niet aanstaat. En het is zelfs niet de ijdelheid, de zelfingenomenheid waarmee Long zijn bordkartonnen wereld van het Bekende Nederlanderschap met een als integer bedoelde kakkineusheid tracht te omlijsten die beledigend werkt. Nee, het is in feite de minachting voor de kunst, door de uitgave van dit boek als letterkunde te presenteren, die ik kwalijk vind. Ik gruw van de klakkeloosheid waarmee een boek als dit het gezelligheidsvirus wil promoveren tot serum en tegelijkertijd de ziektekiemen in de bloedbaan van koningskind Kunst injecteert.